Het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) nam, als onderdeel van het project Vijftig jaar wet op de stedenbouw, acht interviews af met kroongetuigen van de stedenbouwkundige ontwikkeling en de omgang met landschap tijdens de voorbije halve eeuw.
Van elk interview vindt u hieronder een korte samenvatting en beknopte biografische informatie van de geïnterviewde. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Jef Van den Broeck (1940 - 2019) studeerde burgerlijk ingenieur-architect aan de Katholieke Universiteit Leuven, waaraan hij de toen pas opgerichte opleiding stedenbouw en ruimtelijke ordening toevoegde. Meteen na zijn afstuderen in 1967 sloot hij zich aan bij het studiebureau Mens en Ruimte. Via Mens en Ruimte kwam Van den Broeck later bij het studiebureau Schelde-Dijle terecht. Voor deze bureaus werkte hij aan de opmaak van gewestplannen, meer specifiek aan dat van Antwerpen. De behoefte om die gewestplannen mee uit te werken op het terrein, zorgde ervoor dat hij zich ook op het gemeentelijk niveau engageerdeIn 1973 verliet Van den Broeck Mens en Ruimte en richtte hij met drie collega’s Omgeving op, een bureau voor architectuur, ruimtelijke planning, stedenbouw en topografie. Enkele jaren later, in 1978, werd hij docent aan het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst en Stedenbouw in Antwerpen, vandaag de Faculteit Ontwerpwetenschappen van de Universiteit Antwerpen, tot hij met pensioen ging in 2005. Vanaf 1998 gaf hij ook les aan de KU Leuven.
"Wij wilden met de gewestplannen een visie op de ontwikkeling van de ruimte naar voor brengen; een visie die ook uitgevoerd zou worden."‐ Jef Van den Broeck
Jef Van den Broeck bespreekt het gebrek aan een planologische discipline voor de komst van de gewestplannen in de jaren 1970, wat leidde tot de ‘verrommeling’ van het landschap. Hij gaat in op zijn activiteiten bij de studiebureaus Mens en Ruimte, Schelde-Dijle en de oprichting van zijn eigen bureau Omgeving. Hij beschrijft de ontwikkeling van streekstudies tot gewestplannen in Vlaanderen met een focus op zijn werkgebied Antwerpen en de strubbelingen die hierbij kwamen kijken. Daarna volgt de verdere evolutie naar structuurplanning in de context van enkele vakgroepen, onder meer het Genootschap Planologie, waartoe Van den Broeck behoorde. Vervolgens gaat hij in op de volgende grote stap binnen de ruimtelijke ordening, namelijk het RSV (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) en zijn lange ontstaansgeschiedenis.
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Bart Biesbrouck op 27 maart 2013. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Fragment van het interview met Jef Van den Broeck (Project vijftig jaar wet op de stedenbouw, CVAa) from Flanders Architecture Institute on Vimeo.
Herman Baeyens (1934) combineerde drie studies aan de Katholieke Universiteit Leuven: Dr. in de Rechten in 1957, Politieke en Sociale Wetenschappen in 1958 en Economische Wetenschappen tot 1959 (niet beëindigd). Als jurist werd hij in 1957 assistent van Frans Van Mechelen bij het Centrum Sociologisch Onderzoek. Het is via Van Mechelen dat Baeyens de mogelijkheid had om zich binnen de ruimtelijke ordening te engageren, meer bepaald voor de streekstudies. Baeyens had al ervaring door zijn betrokkenheid bij de Stichting-Lodewijk de Raet, waarbij hij sinds zijn studententijd actief was.
In 1962 werd hij docent Ruimtelijke Ordening aan de Afdeling Stedenbouw bij Sint-Lucas Brussel en dit tot 1999. Hij combineerde deze aanstelling tussen 1963 en 1974 met twee lesopdrachten aan de KU Leuven, met name Sociologie van het Wonen en Sociologie van de Ruimtelijke Ordening. In 1960 werd hij directeur van het studiebureau Mens en Ruimte dat mee verantwoordelijk was voor de opmaak van streekstudies en gewestplannen in Vlaanderen. Na 35 jaar bij Mens en Ruimte zette hij zijn werkzaamheden verder vooral in Centraal- en Oost-Europa. Vandaag is Herman Baeyens voorzitter van de Gecoro van Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw.
"Anderzijds heeft Mens en Ruimte ook zijn betekenis gehad op Europees vlak voor de EU zoals met een ruimtelijke ontwikkelingsvisievoor Noord-West-Europa, voor de UNO en de Wereldbank in ontwikkelingslanden en voor Centraal- en Oost-Europa, waar wij vooral aan ruimtelijke economische planning deden."‐ Herman Baeyens
Herman Baeyens licht toe hoe hij in de sector van de ruimtelijke ordening terechtkwam en hoe hij in 1960 het studiebureau Mens en Ruimte mee oprichtte. Hij beschrijft hoe de jeugdige Vlaamse ruimtelijke ordening zich liet inspireren door het buitenland en hoe hier een wisselwerking plaatsvond. Hij bevestigt dit door gelijkenissen tussen de steden Londen en Brussel aan te halen, (bijvoorbeeld een green belt). Dan focust het interview op de jaren 1960 toen de eerste streekstudies tot stand kwamen. Die vormden de basis voor de latere gewestplannen. Baeyens wijst op het lobbyisme dat te pas kwam bij de vertaling van de streekstudies en hoe hij dat destijds probeerde tegen te gaan. Ten slotte wordt er nogmaals ingegaan op de betekenis van Mens en Ruimte in de Vlaamse ruimtelijke ordening.
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Bart Biesbrouck op 9 april 2013. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Bob Cools (1934) behaalde twee diploma’s binnen de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Université Libre de Bruxelles (ULB), die een aanvulling vormden op een licentiaatsdiploma Zeerecht. Tijdens zijn studentenjaren sloot hij zich aan bij de socialistische partij. Toen hij in 1958 afstudeerde, ging hij aan de slag bij de studiediensten van de algemene directie van de haven van Antwerpen, zijn geboortestad. Via deze weg kwam hij terecht in de studiegroep Schelde-Dijle waar hij zich van 1963 tot 1970 bezighield met het ontwerp van de gewestplannen van Antwerpen en omgeving. Dit leidde in 1971 tot zijn aanstelling als de eerste schepen voor Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Burgerlijke Stand van België. Hij pleitte voor autovrije straten en een grotere aandacht voor het stedelijk erfgoed. Hiernaast was hij ook commissaris bij de NMBS en beheerder van Sabena. In 1983 werd Bob Cools burgemeester van Antwerpen, wat hij combineerde met het schepenambt van cultuur. Hij bleef zo’n 11 jaar burgemeester en ging met pensioen in 2001, wat hem niet tegenhield zich te blijven engageren. In 2004 schreef hij een doctoraat rond sociale huisvesting binnen de Politieke Wetenschappen aan de VUB.
"Er zijn maar twee mogelijkheden, zeg ik altijd, om aan ruimtelijke ordening of aan ruimtelijke planning te doen: ofwel doe je het als een kieken, ofwel als een arend. Je moet het overvliegen en je moet zien: wat past er hier bijeen."‐ Bob Cools
Bob Cools beschrijft de organisatie van het Antwerpse studiebureau Schelde-Dijle, dat in 1962 de verantwoordelijkheid kreeg over de gewestplannen voor onder meer Antwerpen en omgeving. Hij focust hierbij op zijn domein binnen deze groep - haven en transport - en hoe men destijds te werk ging om de verschillende gemeenten in het gewestplan te organiseren. Cools gaat in op enkele concepten, strategieën en pijnpunten toegespitst op de stad Antwerpen, zijn omgeving en de haven waarmee hij gedurende deze periode te maken had, maar die ook vandaag nog actueel zijn. Zo bijvoorbeeld de kwesties rond de vlieghaven van Antwerpen en het leeglopen van de binnenstad. Zijn overstap naar het Federaal Planbureau in 1963 komt aan bod, net zoals zijn functie als eerste schepen van Ruimtelijke Ordening in België in 1971 waardoor hij de ruimtelijke ordening naar een hoger niveau kon tillen. Hij beschrijft het nieuwe instrumentarium dat hij introduceerde voor het maken van het gewestplan van onder andere de Antwerpse binnenstad en het succes van deze aanpak. Hij uit kritiek op zijn opvolgers die zijn instrumentarium in de wind sloegen en vertelt hoe hij vandaag de ruimtelijke ordening in Antwerpen ziet evolueren tot een samenlevingsprobleem. Ten slotte spreekt Cools zijn mening uit over hoogbouw en monumentenzorg, in de context van de groeiende ruimtelijke ordening, ook vandaag.
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Bart Biesbrouck op 12 april 2013. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Fragment van het interview met Bob Cools (CVAa, project vijftig jaar wet op de stedenbouw) from Flanders Architecture Institute on Vimeo.
Professor emeritus Georges Allaert (1948) studeerde in 1970 af als geograaf aan de Rijksuniversiteit Gent binnen de faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur. In 1979 voltooide hij zijn doctoraat aan dezelfde faculteit. Hij bleef verbonden aan de universiteit, zo doceerde hij er van 1990 tot 2013 Ruimtelijke Economie en Ruimtelijke Planning en was hij diensthoofd van de afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning van de vakgroep Civiele Techniek aan de faculteit Ingenieurswetenschappen.
In de jaren 1980 was hij voorzitter van de Vlaamse Federatie voor Planologie. Hij is expert inzake stads- en havenontwikkeling en heeft enkele honderden publicaties op zijn naam staan. Van belang is zijn betrokkenheid bij de voorstudies en voorontwerpen voor de gewestplannen vanaf eind jaren 1960, de structuurplanning in voornamelijk Oost-Vlaanderen en de opmaak van het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen in de jaren 1990.
"Dat was voor mij uit die periode de grootste les: je kan maar aan ruimtelijke planning doen als dat gedragen wordt door iedereen, door grote groepen in de maatschappij."‐ Georges Allaert
Georges Allaert bespreekt hoe de Vlaamse gewestplannen tot stand kwamen: de opdracht tot de opmaak van de plannen door de minister in 1965 en het delegeren ervan aan verschillende studiebureaus die ontstonden in de schoot van de Leuvense en Gentse universiteiten. Hij beschrijft zijn betrokkenheid bij deze plannen in de Gentse context in de jaren 1970, de multidisciplinariteit van deze werkgroep en ook het gevolg van dit onderzoek voor de praktijk en de onderwijsdiscipline planologie, stedenbouw en ruimtelijke ordening die hierdoor kon openbloeien aan het einde van de jaren 1960. Verder bespreekt hij hoe de maatschappij werd betrokken (economie, politiek, wetenschappen en bevolking), en het grote politieke aandeel in de aanmaak van de gewestplannen. Chronologisch gaat hij vervolgens in op de gematigde aandacht voor planologie in de praktijk van de jaren 1980, dit in tegenstelling tot de oprukkende academische discipline die in de jaren 1990 zorgde voor een nieuw elan. Dit resulteerde in de sprong van ruimtelijke planning naar structuurplanning: het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen. Het verschil in aanpak tussen de gewestplannen en de structuurplannen komt ook aan bod. Tot slot blikt Allaert vooruit naar het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Bart Biesbrouck op 16 april 2013. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Fragment van het interview met Georges Allaert (CVAa, project vijftig jaar wet op de stedenbouw) from Flanders Architecture Institute on Vimeo.
Herman Rosseau (1941) voltooide zijn opleiding Architectuur aan de Gentse Academie in 1964. Deze studie combineerde hij met de deeltijdse opleiding Stedenbouw die zich op dat moment nog in een beginstadium bevond. Na zijn afstuderen deed hij stages als architect, onder andere bij Renaat Soetewey die op dat moment stedenbouw aan de Katholieke Universiteit Leuven doceerde.
Door zijn benoeming in 1966 als stedenbouwkundig ontwerper aan de Gentse Dienst voor Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw, stond Rosseau mee aan de wieg van het Gentse Structuurplan. Hij bleef steeds verbonden aan het Departement Stedenbouw in Gent, afgezien van een korte periode van 5 jaar bij de intercommunale Dender, Durme en Schelde. Halverwege de jaren 1970 werd hij ook docent aan het Hoger Architectuur Instituut ‘de Bijloke’.
"Het is heel belangrijk om goed te luisteren naar de behoefte van de bewoners. (…) Vergaderingen op café, met het blanco plan van de straat, waarop we schetsten. (…) Zo creëerden we een draagvlak."‐ Herman Rosseau
Herman Rosseau zoomt in op de moderne stedenbouwgedachte die zich aan het einde van de jaren 1960 en het begin van de jaren 1970 in Gent ontwikkelde. Hieruit groeide de noodzaak voor een nieuwe stedenbouwkundige visie op de stad, die hij in het interview gedetailleerd toelicht. Hij beschrijft zijn aandeel bij de verwezenlijking van deze visie in de context van de wedstrijd ‘Gent Morgen’. Via deze weg werd hij betrokken bij het begin van de Gentse structuurplanning. Hij bespreekt de samenstelling van de werkgroep die instond voor het ontwerp van de plannen, de (politieke) tegenstand die het plan ondervond en de uiteindelijke goedkeuring in 1993. Rosseau wijst op de grote gelijkenissen tussen de stedenbouwkundige visie die in 1971 in Gent groeide en het structuurplan uit 1993. Hij trekt deze gelijkenis ook door naar het heden en de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Gent. Daarna komen er kort zaken aan bod zoals De Bond van Vlaamse Stedenbouwkundigen, het belang van de interdisciplinariteit bij de opleiding Stedenbouw, het belang van het creëren van een draagvlak bij de bewoners bij het opstellen van een structuurplan en zijn medewerking aan het Atelier Publieke Ruimte.
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Bart Biesbrouck op 19 april 2013. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Fragment van het interview met Herman Rosseau (Project vijftig jaar wet op de stedenbouw, CVAa) from Flanders Architecture Institute on Vimeo.
Louis Albrechts (1942) is professor emeritus Ruimtelijke Ordening binnen het departement Architectuur aan de KU Leuven. Hij begon zijn opleiding met een licentiaat in de sociale wetenschappen en een speciale studie voor ontwikkelingslanden. Vervolgens behaalde hij een licentiaatsdiploma stedenbouw en ruimtelijke ordening, dat hij aanvulde met verschillende buitenlandse opleidingen. Ook vandaag is zijn betrokkenheid bij internationale onderzoeksgroepen naar ruimtelijke ordening groot.
In 1974 werd hij assistent en doctoreerde hij aan de Katholieke Universiteit Leuven binnen de toenmalige faculteit Toegepaste Wetenschappen. Later bleef hij er verbonden als professor binnen de faculteit Architectuur. Het is in deze context dat hij in de jaren 1970 begon te werken rond structuurplanning. Dit onderzoek kreeg zijn beslag in het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen (1992-1997), onder impuls van de toenmalige minister van Leefmilieu Theo Kelchtermans en met Albrechts als een van de grondleggers.
"De basis is natuurlijk dat je een ander beleid wil voeren. Dat je zegt: het beleid dat we tot hiertoe gevoerd hebben, dat kan gewoonweg niet meer."‐ Louis Albrechts
Louis Albrechts beschrijft de context waarin het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen (1992-1997) tot stand kwam. In eerste instantie bespreekt hij de ambities van een jonge onderzoeksgroep binnen het architectuurdepartement van de Katholieke Universiteit Leuven in de jaren 1970. Albrechts experimenteerde er samen met zijn collega’s rond structuurplanning, die afweek van de bestaande bodemgebruikplannen. Langzaam kreeg deze ambitie meer vorm door de opdracht van minister van Ruimtelijke Ordening Paul Akkermans tot het onderzoeken van de problematiek van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen en tot het ontwikkelen van een methodiek. Het resultaat van deze opdracht vormde de basis van het RSV. Albrechts bespreekt hoe in de decennia in de aanloop naar het RSV eerdere initiatieven faalden omwille van een neoliberale mentaliteit, hoe het tij keerde onder minister Kelchtermans en hoe die Albrechts en Charles Vermeersch in 1992 de opdracht tot het maken van het RSV toevertrouwde. Vervolgens ligt in het interview de focus op de organisatie van de administratie van het RSV, de politieke samenwerking en het creëren van een draagvlak bij de bevolking. Dit liep niet van een leien dakje: er kwam weerstand vanuit de politieke administratie en de economische sector. Tot slot uit Albrechts zijn bezorgdheid over het gebrek aan een nieuwe garde die zijn schouders onder het nieuw Beleidsplan Ruimte Vlaanderen wil zetten.
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Bart Biesbrouck op 23 april 2013. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Fragment van het interview met Louis Albrechts (CVAa, project vijftig jaar wet op de stedenbouw) from Flanders Architecture Institute on Vimeo.
Evert Lagrou (1937) is hoogleraar emeritus aan de Sint-Lukas Hogeschool Brussel, binnen het departement Architectuur, waar hij Sociologie van de Architectuur en Stedenbouw doceerde. Vandaag is hij nog actief als voorzitter van de Gecoro’s (Gemeentelijke Commissies Ruimtelijke Ordening) van Grimbergen, zijn thuisstad, en Vilvoorde.
Na zijn opleiding als maatschappelijk assistent volgde Lagrou eerst Politieke en Sociale Wetenschappen en daarna Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij kwam terecht bij het studiebureau Mens en Ruimte waar hij mee instond voor het ontwerp van de gewestplannen. In 1979 doctoreerde hij in de Sociologie aan de Universiteit Antwerpen, over het ruimtelijk beleid in Brussel. Hij was docent, al vanaf 1964 aan de avondschool, vervolgens voor een korte periode aan de Academie van Gent, en sinds 1979 aan de Sint-Lukas Hogeschool in Brussel waaraan hij tot zijn pensioen verbonden bleef.
"Maar dat vind ik zo belangrijk: dat de overheid de moed heeft een eigen visie te formuleren – en die dan uiteraard door terugkoppeling aanpast, dat is wel heel belangrijk."‐ Evert Lagrou
Evert Lagrou bespreekt de mentaliteitsverandering die in 1968 binnen de ruimtelijke ordening plaatsvond. Hij beschrijft zijn betrokkenheid bij het studiebureau Mens en Ruimte en legt de nadruk op de politieke inmenging bij het opmaken van de gewestplannen. Vervolgens gaat hij verder in op de verschillende stappen in zijn loopbaan: zijn doctoraat, de lesopdracht aan de Gentse Academie en de opdracht om in Gent mee aan het structuurplan te werken, zijn lesopdracht sinds de jaren 1980 aan Sint-Lukas Brussel, de oprichting van de vzw Sint-Lukas Werkgemeenschap en de internationale opdrachten in de context van Mens en Ruimte. Lagrou uit meerdere malen zijn kritiek op de sector van de ruimtelijke ordening, waarbij hij de macht van de privésector te groot acht ten opzichte van die van de overheid.
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Bart Biesbrouck op 29 april 2013. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Zowel Bert Vanbelle (1938) (rechts) als Karel Debaere (1948) (links) studeerden af als ingenieur-architect aan de Katholieke Universiteit Leuven, respectievelijk in 1963 en 1971. Beiden volgden er ook de opleiding stedenbouw aan het toen pas opgerichte Instituut voor Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening, die Debaere evenwel niet zou voltooien. Na zijn studies had Vanbelle een tijd zijn eigen architectuurpraktijk, maar hij besloot al snel, in 1965, bij de Kortrijkse intercommunale Leiedal te gaan werken. Debaere volgde enkele stages bij architecten, en kwam na 5 jaar ook bij Leiedal terecht. Hij werkte 37 jaar voor deze instelling, waarvan 12 jaar als algemeen directeur, tot hij in mei 2013 met pensioen ging.
Leiedal is een intercommunale waarbij de betrokken gemeenten en andere sociale organisaties samenwerken om de economische infrastructuur van de regio te verbeteren. Het zwaartepunt van de werking lag van bij het begin bij de aanleg van bedrijventerreinen en stedenbouw, maar intussen zijn daar andere activiteiten bijgekomen, namelijk milieu en natuur, e-government, mobiliteit, landschapsopbouw, energievoorziening en wonen.
"Oplossingen in stedenbouw krijg je eigenlijk altijd pas als het probleem echt aangevoeld wordt."‐ Karel Debaere
Debaere en Vanbelle lichten de ontstaansgeschiedenis van Leiedal toe. Ze vertellen hoe die een aanzet kende in 1939, maar pas volledig van start kon gaan begin jaren 1960. Vervolgens wordt er chronologisch ingegaan op de activiteiten van Leiedal in de jaren 1970, 1980 en 1990, waaronder de wet op de stedenbouw van 1962, het KB van 1972 en het Kortrijkse Gewestplan van 1977. Ze bespreken de moeilijkheden die ze hierbij ondervonden, specifiek voor Kortrijk en zijn omgeving. Dan zoomen ze in op de samenstelling van Leiedal en maken ze de vergelijking met soortgelijke studiebureau’s zoals Mens en Ruimte en Schelde-Dijle. Ook de tweeledige werking van het studiebureau wordt benadrukt: een samenwerking met en voor de gemeentes, maar ook voor de hele streek, twee niveau’s die noodzakelijk samengaan maar ook voor spanningen zorgen. Vervolgens komt het duo terug op de jaren 1980 waarin de kwesties verkeer en openbare ruimte een belangrijke rol speelden, gevolgd door de jaren 1990 waarbij het RSV en zijn tekortkomingen worden aangehaald. Ten slotte bespreken ze hoe ze de ruimtelijke ordening in Vlaanderen (graag) zien evolueren.
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Bart Biesbrouck op 27 mei 2013. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Fragment van het interview met Karel Debaere en Bert Vanbelle (CVAa, project vijftig jaar wet op de stedenbouw) from Flanders Architecture Institute on Vimeo.