Op 11 juni organiseerde het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) een symposium over maquettes. De problematiek rond hun ontstaan, gebruik en bewaring stond centraal. De dag ving aan met de inspirerende lezing van Oliver Elser van het DAM in Frankfurt, waarna verschillende sprekers vanuit hun eigen invalshoek (architect, tentoonstellingsconservator, archivaris…) hun visie over het onderwerp uiteenzetten.
Uit het colloquium kwam duidelijk naar voren dat maquettes vaak tot de pronkstukken behoren van architectuurhistorische tentoonstellingen. Dit komt omdat ze als visuele en tastbare representaties van de ontworpen omgeving communicatief erg sterk zijn. Anderzijds kunnen ze nooit het echte gebouw of ontwerp helemaal vervangen, zodat maquettes niet als een zaligmakende oplossing mogen worden beschouwd om architectuur tentoon te stellen. Bovendien zijn maquettes niet enkel voorstellingen van gebouwen, maar zijn het culturele objecten met een eigen geschiedenis en cultuurhistorische betekenis.
Er gaat veel geld en energie naar de creatie van maquettes, zonder dat er altijd wordt stilgestaan bij de duurzaamheid van de inspanningen. Eens een tentoonstelling of presentatie voorbij, is het lot van de maquettes vaak onbestemd, zeker wanneer er zoals in Vlaanderen geen overkoepelend beleid is. En dat terwijl maquettes nog een heel leven voor zich kunnen hebben.
Een overkoepelend bewaarbeleid voor maquettes in Vlaanderen is dus nodig. Volgende punten verdienen daarbij de aandacht:
Voor het opstellen van een dergelijk beleid, meent het VAi dat er eerst een grondige prospectie dient te gebeuren naar de vindplaatsen (architectenbureaus, culturele instellingen…) van maquettes in Vlaanderen. Pas na deze inventarisatie zal het mogelijk zijn om een verzamelbeleid op te stellen en een doorgedreven onderzoek te starten naar de ontstaanscontext, geschiedenis en culturele betekenis van maquettes.