Het is vandaag niet ongebruikelijk om in de architectuur van een gevel een zekere massiviteit te suggereren. Een licht bedrieglijke suggestie weliswaar, want zelfs de bakstenen gevels zijn tegenwoordig meestal niet meer dan een – relatief – dunne schil rondom een pakket isolatie en de eigenlijke, massieve draagconstructie. Voor de bouw van hun nieuwe kantoor in een oude stadsbuurt van Gent introduceerden de architecten Henk De Smet en Paul Vermeulen opnieuw de dragende constructies in het straatbeeld. Daarmee brachten ze meteen ook een stukje geschiedenis van de buurt weer in herinnering: in deze wijk is de brute eenvoud van loodsen en hangars op en rondom de site van een brouwerij aan de Apostelhuizen, langzaam verloren gegaan in de afgevlakte gevels van onberispelijke nieuwbouwappartementen.
Steense muren, in planken bekiste betonbalken en stalen kolommen vormen samen het ruwe en zichtbare skelet van de gevel. Ze dragen enkel hun eigen gewicht en laten grote, gevelbrede raampartijen open. Voor- en achtergevel zijn zowel thermisch als constructief vande rest van het gebouw losgesneden: vloeren en dak rusten telkens op de gemene muren, maar moeten hiervoor wel negen meter overspannen. In het ateliergedeelte, dat over de eerste en tweede verdieping ligt uitgespreid, is het onafhankelijke karakter van gevels en vloeren het beste leesbaar. Hier is zowel achteraan als vooraan een vide uitgespaard. Deze ruimtes functioneren respectievelijk als lichtstraat en trapgat. De trap voor het raam voegt zich – samen met de zonwering, de regenpijp en de uitgesproken raamkaders – in de gelaagde compositie van de voorgevel.
De achtergevel is even expressief, maar iets geslotener van karakter. In het ateliergedeelte wordt het uitzicht herleid tot een ingekaderd dakenlandschap, waarmee de privacy van de achterliggende privéwoning wordt gerespecteerd. Een kleine stadstuin vormt de doorgang naar deze privéwoning en is een extra kamer voor de begane grond, als verlengde van de lunchruimte. Aan de straatzijde van de benedenverdieping ligt nog een kleine vergaderruimte en, achter de glazen schuifpoort, een garage/fietsenberging. Van daaruit heeft men een rechtstreekse doorsteek naar de tuin. Behalve in de gevels is ook in het interieur de afweging gemaakt tussen constructie en afwerking omtot de meest gepaste toonzetting te komen. Hierbij werd het onderscheid gemaakt tussen het ateliergedeelte op de verdiepingen en de meer representatieve ruimtes op de begane grond: hal, vergaderruimte en lunchruimte. Beneden zijn de muren gepleisterd, liggen er tegels of planken op de vloeren en is het vaste meubilair met eikenfineer afgewerkt.
In het ateliergedeelte komt de constructie opnieuw bloot te liggen: het metselwerk van de draagmuren, het beton van de vloeren en het timmerwerk van de kasten zijn zichtbaar. Men voelt onmiddellijk dat hier gewerkt wordt. Enkel de technieken zijn aan het zicht onttrokken. Achter luikjes in de houten wanden ligt zelfs nog een aantal ongebruikte sanitaire aan- en afvoerleidingen te wachten. Het gebouw is duidelijk ontworpen als ‘atelierwoning’, functioneert vandaag nog als kantoor en wordt in heel zijn hoedanigheid al voorbereid op een nieuw leven als stadswoning.
Raf Snoekx
Dit project maakt deel uit van de tentoonstelling Composite Presence in het Belgisch paviljoen op de 17e internationale architectuurbiënnale in Venetië.
De Smet Vermeulen architecten doet mee met twee gebouwen, het atelier Apostelhuizen in Gent en een politiebureau in Hoboken, Antwerpen.
more about Composite Presence