Deze uitbreiding van een negentiende-eeuwse atelierwoning in het centrum van Gent met een zomerhuis plaatst twee radicaal verschillende woonvormen naast en tegenover elkaar. Tegen het statige burgerhuis met ruime kamers en een grote trap is compromisloos een lage, modernistische patiovilla geschoven. Het dak van het zomerhuis verdeelt een raam in de achtergevel van de woning in twee stukken. Het dak sluit aan op de achtergevel van het huis en rust verder op zes dunne vinnen van verchroomd staal.
Het zomerhuis herinnert aan de manier waarop de modernistische architectuur vooruitliep op de mogelijkheden van materialen als staal en glas. Technische beperkingen die vandaag vooral door energieprestatieregels worden bepaald, werden hier omzeild door de hele uitbreiding als een buitenruimte op te vatten. Het overdekte gedeelte van de tuin wordt slechts begrensd door kaderloze schuifdeuren in enkel glas, waarvan de onderkant verdwijnt in een van de open voegen van het ononderbroken tegeloppervlak. Het plafond bestaat uit stalen roosters.
De woonruimte en de keuken van het oude gebouw kijken uit op het zomerhuis. In de woonkamer geeft een glazen deur achter de open haard uit op de besloten tuinkamer. Omgekeerd is de inkijk van buiten naar binnen afgeschermd met een reflecterende coating. De aanslagen van de spiegelende deuren zijn als een modulair scherm rondom de hele tuin uitgezet en bedekt met een sluier van Japanse druivelaar. De kaders worden zorgvuldig afgelijnd door de voegen van de kleine vierkante tegels. Het groenscherm loopt ook door in de overdekte ruimte tegen de achtergevel van de oude woning. Op die manier wordt de ruimte scherp gemarkeerd en tegelijkertijd ontstaat er twijfel over haar begrenzingen.
Allerlei praktische functies die de droom van een ongecompliceerd leven verstoren, zijn weggestopt in de marge tussen dit groene scherm en de perceelgrens. Een tuinberging, een buitenkeuken, de houtopslag en naar verluidt zelfs een sluipweg naar de tuin van de buren gaan hierin schuil. De keuken kijkt met een spionnetje uit op de perifere zone, die vanuit de woning slechts onrechtstreeks langs de tuinberging om kan worden betreden. De randzone houdt het midden tussen een technische enveloppe met een gedelamineerde wand enerzijds, en coulissen die het zicht vanuit de woonkamer precies omschrijven anderzijds. De wand herbergt, volgens het recept van Buckminster Fuller, alle ondersteunende functies zoals een keuken, een douche en de klimaatbeheersing. In het werk van Office komt zo’n soort planning van ruimtes vaker voor: een vrije, strak omlijnde ruimte wordt door de ontwerpers doorgaans gecomplementeerd door een amorfe enveloppe die een veelheid aan functies opneemt.
De patiowoning verrijkt het woonprogramma met de hele weelde aan speelse mogelijkheden die tot het repertoire van de ontwerpers behoren, en wie er wat aan heeft, kan er ook een paar reminiscenties uit de architectuurgeschiedenis in terugvinden. Het zomerhuis herinnert aan het verfijnde, met ondoorzichtig glas ingevulde stalen raamwerk dat zich in Case Study House 1953 van Craig Ellwood losmaakt van de gevel om een deel van de tuin te omschrijven. Daarnaast doet het ook denken aan de hedonistische taferelen en verchroomde meubels die door de supersensualisten van Archizoom op eindeloze, gemoduleerde tegeloppervlakten werden uitgebeeld.
Benjamin Eggermont