Groeiende studentenaantallen en fuserende onderwijsinstellingen hebben de jongste jaren geleid tot een aantal grootschalige nieuwe gebouwen voor universiteiten en hogescholen, of tot de grondige renovatie van hun bestaande gebouweninfrastructuur. Door hun schaal en functie hebben deze gebouwen een belangrijke impact op hun onmiddellijke, vaak stedelijke omgeving. In de Gentse binnenstad alleen al verschenen een aantal representatieve nieuwbouwen voor de Arteveldehogeschool (Kantienberg) en de Hogeschool Gent (Bijloke), terwijl de faculteit Economie en Bedrijfskunde1 en het nieuwe Universiteitsforum aan de Sint-Pietsersnieuwstraat de nieuwe vlaggenschepen zijn van de Universiteit Gent. Deze twee laatste gebouwen, beide van de hand van Stéphane Beel en Xaveer De Geyter, zijn strategisch ingeplant binnen een amalgaam van onsamenhangende universiteitsgebouwen. Zij vormen het begin- en eindpunt van een masterplan voor het 800 meter lange gebied tussen de Sint-Pieterskerk en het Kunstencentrum Vooruit. De eerste versie van dit plan, opgemaakt door Labo S van de Universiteit Gent, legde reeds de contouren vast van het toen nog te bouwen ‘monovolume’ aan de Sint-Pietersnieuwstraat en de locatie van twee semipublieke buitenruimten: een rectoraatsplein nabij de Vooruit en een studentenplein tussen het monovolume en het bestaande studentenrestaurant. In het plan werden ook de fundamenten gelegd om de oude kerkwegel, waarvan slechts fragmenten bewaard gebleven zijn, te herwaarderen. In hun wedstrijdontwerp, dat inmiddels reeds een decennium oud is, bouwden Beel en De Geyter de kerkwegel uit tot een volwaardige ruggengraat van de universiteitscampus, gekoppeld aan karakteristieke buitenruimtes die op dit pad aantakken: verschillende pleinen, een nieuw park, een dakterras boven het oude economiegebouw en een nieuwe binnentuin achter de bestaande gebouwen aan het Sint-Pietersplein.
Het masterplan houdt de belofte open dat deze sequentie van open ruimtes voetgangers en fietsers een alternatief kan bieden voor de drukke Sint- Pietersnieuwstraat. Vandaag is van het vermeende potentieel van de kerkwegel helaas nog weinig te merken. De aanzet van het pad loopt momenteel dood op het asfalt van het oude economiegebouw. Het terras aan de achterzijde van het Universiteitsforum ligt er wat verweesd bij naast een verwilderde groenzone en van een rectoraats- en studentenplein komt voorlopig niets in huis. Het rectoraatsplein biedt nog steeds de intussen vertrouwde aanblik van een logistieke zone, terwijl de bestaande gebouwen naast het studentenrestaurant vooralsnog niet worden afgebroken en de buitenaanleg van het studentenplein zich beperkt tot een paar rijen tegels die van onder het nieuwe Universiteitsforum doorlopen. Wil het gebouw — zoals de naam aangeeft — een forum en een belangrijke ontmoetingsplek worden, waar dagelijks enkele duizenden studenten hun opwachting maken, dan kan het belang van de voltooiing van het volledige masterplan niet genoeg onderstreept worden.
De connotaties die het tot Universiteitsforum (of kortweg: UFO) omgedoopte monovolume spontaan lijken op te roepen, hebben echter weinig te maken met het voorlopige gebrek aan context, maar meer met de ogenschijnlijke brutaliteit waarmee het gebouw zijn plaatst opeist in de Gentse binnenstad. Het gebouw profileert zich nadrukkelijk in de straat en positioneert zich zelfverzekerd tussen het rectoraat en de technische laboratoria, in de schaduw van de Boekentoren. Aan de buitenkant biedt het UFO de aanblik van een ietwat kille, neutrale doos, die qua vorm en schaal een drastische breuk maakt met de omringende gebouwen. Ondanks de complexiteit van het programma ontwikkelden de architecten een buitengewoon helder en leesbaar plan. In één groot, grotendeels beglaasd volume van ongeveer 100 bij 30 meter zijn twee schakelbare auditoria met bijbehorende foyers, een parkeergarage, inschrijvingsfaciliteiten en flexibel indeelbare kantoorvleugels ondergebracht. De glazen gevels versluieren evenwel een veel sculpturaler uitgewerkt interieur, dat sterk inzet op textuur, transparantie en reflectie. Elke ruimte is ook zorgvuldig vormgegeven en gedetailleerd, van de grote foyer tot het kleinste kantoor. De kern van de nieuwbouw wordt gevormd door het grote auditorium, dat met een akoestische ‘guillotinewand’ opsplitsbaar is in een ruimte voor 610 en één voor 396 personen. Naast het auditorium wordt het grootste gedeelte van de oppervlakte van het UFO ingenomen door de multifunctionele foyerruimte, die eigenlijk de restruimte is tussen de doos en de hellende betonnen vloeren van het auditorium. De vloer van de foyer is voorzien van grote gepolijste betondallen met zichtbare granulaatstructuur en loopt drempeloos van binnen naar buiten. Aan de zijde van het rectoraatsplein bereik je de foyer langs een monumentale, overdekte buitentrap. Het UFO weet het aanwezige hoogteverschil in de Sint-Pietersnieuwstraat dan ook maximaal te exploiteren. In de langse richting laat het gebouw, met het groter worden van het hoogteverschil, gaandeweg een sokkel zien. Aan de straatzijde is de sokkel uitgewerkt in donker getint glas met daarboven een langgerekte lichtkrant. Aan de achterzijde nemen zwart gepigmenteerde betonnen claustra’s de parkeergarage en logistieke ruimtes, samen met enkele vergaderzalen en kantoren, op in een licht- en zonfilterende plint. De oplossing voor de dwarse terreinhelling, loodrecht op de straat, is minder overtuigend dan in het oorspronkelijke wedstrijdontwerp. In de eerste schetsen werd de aanwezige groenzone uitgewerkt als een groot buitenauditorium, dat tot aan de straat werd doorgetrokken. In het uiteindelijke ontwerp is de sculpturaal uitgewerkte trappenpartij beperkt tot een geïsoleerde, volledig in travertijn uitgewerkte binnenruimte, tussen het bestaande groen en de met betontegels bedekte foyer. Bovendien blokkeert de hogerliggende foyer het doorzicht vanaf de straat naar de achterliggende campus. Toch bewerkstelligen de grote glaspuien en de uitnodigende toegangspartijen een permanente dialoog met de omgeving.
De open, van gevel tot gevel doorzichtige laag van de foyer thematiseert het semipublieke karakter van het gebouw en herschept het aanwezige leven — het binnenkomen, circuleren, ontmoeten, ontwijken, buitenstromen... — tot een waar spektakel. Al moet gezegd dat dit schouwspel vooral na zonsondergang tot zijn recht komt. Overdag neutraliseert het sterk reflecterende glas het contrast tussen het inkomgedeelte en de bovenliggende kantoorlagen. De achtergevel kampt minder met dit probleem, omdat het collage-effect van verschillende, naast en boven elkaar geplaatste materialen zich hier sterker laat voelen en de reflectie minder is.
De beheerste sfeer in het auditorium wordt grotendeels bepaald door de akoestische plafond- en wandbekleding: een verfijnd spel van onregelmatig houten latwerk in Amerikaanse eik, dat Beel op kleinere schaal reeds heeft toegepast in het JOC Rabot.2 Hoewel het hier gaat om een indrukwekkend staaltje van architectuur, constructie en techniek, mist het auditorium — zeker in zijn grootste vorm — het besloten karakter van een echte aula. Het volume van het auditorium wordt in de gevel aangeduid door een massieve betonwand, ingebed tussen twee les- en kantoorvolumes. Hier wisselen doorzichtige en matte glasstroken elkaar in een strak ritme af en weerspiegelen het klassieke spel van kroonlijsten aan de overzijde van de straat. De kantoren op de bovenliggende verdiepingen zijn georganiseerd rond drie ‘holle’ ruimten met wisselend karakter: twee patio’s en een lichtschacht. Deze besloten binnenruimtes met verschillende diepte en hoogte bieden echter een tamelijk steriele aanblik. Ze worden gedomineerd door grijze betontegels, ijzige glaswanden en een metallieke zonnewering die over de patio’s heen kan schuiven. De groene gietvloeren en de kunstmatig aanvoelende scheidingswanden in de kantoren kunnen die wat té cleane indruk niet wegnemen. Boven het auditorium prijkt een opvallende ‘serre’ waarin de hefwand kan worden opgetrokken. De glazen behuizing appelleert aan de gevel van de voormalige drukkerij van dagblad Vooruit aan de overzijde, maar doet ook sterk denken aan de toren met billboard die boven de Rotterdamse Kunsthal uitprijkt. Zo zijn er wel meer parallellen te trekken tussen het UFO en dit iconische gebouw van OMA. Beide gebouwen zijn grote, platte dozen die hun expressief karakter ontlenen aan een gedurfde collage van verschillende materialen en texturen. Maar ook de gelijkenis met de schuin oplopende hellingsbaan, die dwars door het gebouw loopt en een hoogteverschil van 6 meter overbrugt, is opvallend. De hellingsbaan van de Kunsthal, die ook gebruikt kan worden door passanten die het gebouw niet naar binnen gaan, heft op ingenieuze wijze de scheiding op tussen Museumpark en stad. Het potentieel van deze fysieke dwarsverbinding wijst ook op de kracht van het oorspronkelijk concept van Beel en De Geyter, die in de uiteindelijke realisatie is afgezwakt tot een loutervisuele relatie.
Hoe zelfverzekerd het UFO zich ook profileert, toch vertoont het gebouw een aantal tekenen van aarzeling en vertwijfeling op het vlak van de aansluiting op het publieke domein. De met witte mozaïektegels beklede zijgevel van het gebouw vormt een schaalloze en doodse pleinwand die vanuit het perspectief van de omliggende straten problematisch overkomt. De gesloten wand wordt door de ontwerpers verdedigd vanuit energetische overwegingen (zonnelasten aan zuidgevel), maar lijkt niet in staat leven te scheppen op het nog aan te leggen plein — ook niet met de geopperde mogelijkheid tot filmprojecties. Aan het rectoraatsplein is, onder de monumentale buitentrap, een onherbergzame secundaire ingang voorzien, die na de sluitingsuren van het UFO toeganggeeft tot het halfondergronds gesitueerde PCknooppunt. Ondanks deze manco’s tillen Beel en De Geyter het UFO moeiteloos op tot een gebouw dat de gebruikelijke kwaliteit van school- en universiteitsgebouwen ver overstijgt. Het UFO vormt ongetwijfeld een stimulerende leeromgeving voor studenten en een aangename werkplek voor personeelsleden. Ondanks bepaalde gelijkenissen is het UFO ook geen verkleinde versie geworden van het nieuwe Gentse Gerechtsgebouw van Beel & Achtergael architecten.3 De grijze soberheid van het Gerechtsgebouw wordt ingeruild voor een exhibitie van levenslust. In zijn eenvoud en onnadrukkelijkheid flirt het UFO met het contextloze en het generische, terwijl het zich daar ook nadrukkelijk van onderscheidt. In het UFO ontwikkelt zich alles vanbinnenuit, vanuit de opgave en het plan, zonder veel toevoegingen of uiterlijk vertoon. De ogenschijnlijke neutraliteit van het op zich zeer schematische volume herbergt — zoals in Beels Villa M4 — een verrassende interne ruimtelijkheid en een gevarieerde relatie tussen binnen en buiten, doorzichten en reflecties. De vruchtbare samenwerking tussen beide ontwerpers heeft geleid tot een Koolhaasiaanse architectuur, waarin de sobere aanpak van Beel gecombineerd wordt met de frivolere ontwerpmethode van De Geyter. Toch blijft dit gebouw niet hangen in architectuur. Het organiseert en verdicht de universiteitsbuurt en geeft een belangrijke impuls tot de verdere ontwikkeling van het gebied. Het thematiseert het leven en zijn contradicties. Het krijgt zijn betekenis door het interieur dat zich in de glazen gevels aftekenten versmelt met de reflecties van de omgeving.
- Dieter De Clercq
Meer over architectuur in Gent uit het Dag van de Architectuurtijdschrift 2011. 'Na decennialang investeren in de historische stadskern, werpt Gent zijn tentakels uit naar de rand van de stad. Vandaag waait een frisse architecturale wind door ‘vergeten’ stadsdelen als de Oude Dokken, project ‘Gent Sint-Pieters - Fabiolalaan’ en ‘The Loop’ in Sint-Denijs-Westrem. Volgens Jo Lefebure, architect en hoofd van de Cel Architectuur van de Dienst Monumentenzorg en Architectuur van de Stad Gent, is dit het resultaat van een continue herwaarderingspolitiek die sinds de jaren 1970 nooit is gestopt. Samen met Lefebure kijkt de Dag van de Architectuur naar een stad in volle ontwikkeling.'
- Dit project werd opengesteld op de Dag van de Architectuur 2011.
Sint-Pietersnieuwstraat 33-35
9000 Gent
België
01-12-2008