Voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten vertrekt KAAN Architecten vanuit de geleding van het bestaande gebouw. De vraag naar extra ruimtes, betere klimatologische condities en ruimere mogelijkheden voor tijdelijke tentoonstellingen vangt het ontwerpteam op met nieuwe volumes in de patio’s van het bestaande museum. Het imposante gebouw, dat de Vlaamse Overheid als zijn waardevolste patrimonium beschouwt, blijft zo binnen zijn bestaande volume in een dichtbebouwde burgerwijk, waarvan het gebouw architecturaal en stedenbouwkundig inherent deel uitmaakt. De keuze om niet ingrijpend aan de buitenzijde te raken impliceert evenwel geen waarachtig engagement met het bestaande gebouw. KAAN creëerde uitdrukkelijk twee werelden: een negentiende-eeuwse museale beleving in een schijnbaar origineel decorum, aangevuld met een hedendaags parcours aan tentoonstellingsruimtes die hiermee fel contrasteren. Afgezien van een gezamenlijk kenmerk – het bestaande en het nieuwe deel zijn allebei ‘daglichtmusea’ – mijden de nieuwe ruimtes verder elk gesprek met het negentiende-eeuwse museuminterieur, dat destijds uitdrukkelijk aansluiting zocht bij de internationale tendens qua museumarchitectuur en dat de Antwerpse artistieke gouden eeuw liet weerklinken in het gebouw. Terwijl de omgang met de eigen geschiedenis leitmotiv was bij de aankleding van de zalen door de oorspronkelijke architecten Winders en Van Dijk, is nog maar de vraag welke verhalen blijven kleven in de hagelwitte ruimtes van de eenentwintigste eeuw.
De conceptuele en ruimtelijke tweedeling tussen het gebouw van de negentiende en dat van de eenentwintigste eeuw levert onoplosbare problemen. Twee gebouwen die innig met elkaar verstrengeld zijn doordat het ene zich letterlijk in het andere nestelt, raken elkaar onvermijdelijk. Die raakpunten, of het bewust maskeren ervan, vormen pijnpunten van het ontwerp. Zo tilt een 18 meter lange trap de bezoeker over de historische zalen, een spectaculair maar betekenisloos gebaar. Het zicht vanuit de museumshop op onderzoekers in de leeszaal zet deze te kijk, en leest als een pijnlijke allegorie van de verhouding tussen de bibliotheek en de museumwinkel. Op andere plaatsen noopt de circulatie in de nieuw ingevoegde delen tot ingrijpende aanpassingen aan de bestaande museumzalen. Het bestaande moet zich schikken naar de dwingende logica van een architectuurconcept dat op geen enkele wijze een interessante dialoog opzoekt tussen heden en verleden. De aanpassingen van het bestaande verhullen zich in nieuwe sierlijsten met goudversiering, nieuwe deurlijsten en vloeren die kopieën zijn van het bestaande, waardoor ze de facto onzichtbaar zijn gemaakt in het originele gebouw. Er wordt gemaskeerd dat oud op cruciale momenten ook nieuw is.
KAAN zet het bestaande museum vast in de tijd, terwijl het museumwezen geen statisch gebeuren is. Publiekswerking, educatie, conservatie, … zijn voortdurend in ontwikkeling en verantwoordden vanaf het ontstaan van het museum ingrepen in het gebouw. Niets daarvan wordt aan de orde gesteld in de nieuwe publieke beleving van het gebouw. Het resultaat is een tijd- en plaatsloze ervaring voor de bezoeker. Enerzijds zijn er geen aanknopingspunten met de lokale cultuur, de rijke geschiedenis van de plek, noch de dimensies van de stad als houvast voor de bezoeker in de nieuwe museumzalen. De hoogglanzende vloeren zullen bovendien de kunstwerken reflecteren, met wellicht grote impact op de kijkervaring van de bezoeker. Anderzijds hebben de restauratieve keuzes het gebouw op één moment vastgeklonken in de tijd alsof er niets is gebeurd tussen 1890 en vandaag, en alsof er geen verdere ontwikkelingen meer zullen zijn. Als het verleden zo afgesneden wordt van het heden, wat zegt dat in het licht van de toekomst? Elke zinvolle volgende stap lijkt bij voorbaat onmogelijk gemaakt.
- Sofie De Caigny
Dit project is gepubliceerd in het Architectuurboek Vlaanderen N°15. Allianties met de realiteit
Vlaamse Overheid, Departement Cultuur, Jeugd, Media
Leopold de Waelplaats 2
2000 Antwerpen
België
2020