Een bestaand geklasseerd klooster werd tot stadhuis omgebouwd. Een vleugel uit de jaren '50 werd afgebroken en vervangen door een laag-energiegebouw waar de publieke functies worden ondergebracht. Het gebouw oogt als een grote schuur, opgebouwd uit een houten structuur en een stenen buitenschil. Een glazen gang die de publieke toegang vormt tot het stadhuis verbindt de nieuwbouw met het gerestaureerde klooster.
Het oude klooster bestaat uit een langwerpig hoofdvolume langs het plein en loodrecht hierop 2 dwarse vleugels. Het bezit vele waardevolle interieurs maar ook vele afwisselende vloerniveaus en trappen. Om deze reden voegde noAarchitecten een nieuwe vleugel toe, met daarin de meest publieke functie, met name de administratieve diensten en onder het dak het omvangrijke stadsarchief. In het oude gebouw werden de protocollaire en bestuurlijke functies opgenomen. Zo wordt de oude kapel gebruikt als stadsraadzaal. Het nieuwe volume heeft een vorm die verwijst naar de typische langgevel hoeve uit de kuststreek, waarin woning, schuur en stal in elkaars verlengde werden gebouwd. Een beglaasde gang verbindt nieuw en oud en vormt de derde gevel van het nieuwe entreeplein tussen beide in. Hierdoor wordt de nodige ruimte voorzien om het nieuwe geheel een openbaarheid te verlenen. De glazen gang doet dienst als inkomhal en zorgt niet alleen voor een doorzicht naar de oude kloostertuin vanaf het marktplein maar ook voor de afleesbaarheid als afzonderlijke gebouwen - een wens van de diensten monumentenzorg.
De nieuwbouw is opgevat als een laag-energie-gebouw met een volledige houten constructie die bekleed is met bakstenen en bedekt werd met een pannendak. Beide materialen sluiten erg nauw aan bij wat we terugvinden aan bestaande materialen in het klooster. Maar niet alleen het klooster, nagenoeg het hele stadje is uit dezelfde materialen opgetrokken. Het nieuwe stadhuis neemt aldus haar plaats in als gelijke tussen de andere stadsgebouwen.
In het toepassen van verwantschappen wordt met dit project een grens opgezocht. Zo werden een aantal ramen, om redenen van verhouding, visueel vergroot door er schuine zijden aan te metsen. De toegepaste baksteen zelf is een recuperatiesteen die naar kleurschakering, vorm en formaat zeer nauw aansluit bij de bakstenen van het klooster. De stenen zijn gevoegd, in wild verband, met een mortel die, zoals bij de oude muren, een samenstelling heeft op basis van kalk. Dezelfde mortel werd vervolgens in meer vloeibare vorm, als een schrale laag, overheen de stenen aangebracht. Hierdoor verkrijgt de gevel een zachtere uitdrukking waarin de individuele stenen niet meer afleesbaar zijn. Het is in de toepassing van deze laag dat het grootste verschil ligt tussen het nieuwe en oude metselwerk.
Dit gebouw werd opengesteld op de Dag van de Architectuur 2013 en is gepubliceerd in het Architectuurboek Vlaanderen N°11. Architectuur middenin. De tekst werd ons aangeleverd door het architectuurbureau.
Markt 1
8647 Lo-Reninge
België
01-11-2011