Op 12 en 13 september 2024 organiseerden het Vlaams Architectuurinstituut en Nieuwe Instituut Exchange in Practice, een tweedaags uitwisselingsprogramma voor jonge architecten uit Nederland en Vlaanderen/Brussel. Ingenieur-architect Arnaud De Sutter reisde mee als embedded reporter. Je leest hier zijn verslag.
"Wat ontstaat er uit een uitwisseling tussen jonge architecten uit Vlaanderen, Brussel en Nederland, wanneer ze in dialoog gaan over een sociaal en ruimtelijk relevant thema?" Uit de introductie van Exchange in Practice, een samenwerking tussen het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) en het Nieuwe Instituut (NI) uit Nederland, blijkt dat in het opzet van het tweedaagse evenement een onbevangen eenvoud schuilt, die tegelijk vol uitdaging zit.
Exchange in Practice wil een broedplaats zijn voor frisse ideeën over een ruimtelijk en sociaal thema, dat zich iedere editie toespitst op een lokale casus. Tegelijk wil het de “kruisbestuiving tussen de Nederlandse en de Belgische architectuur(cultuur) stimuleren”, aldus de omschrijving op de website van het VAi. De vierde editie gaat door in Antwerpen en richt zich op de (mogelijkheden tot) co-creatie in het reconversieproject van het voormalige Stuivenbergziekenhuis, gelegen in de dichtbevolkte Seefhoek. Dat was van zijn bouw eind 19e eeuw tot 2023 in gebruik. Nadien verhuisde zijn werking finaal naar ZNA Cadix, het nieuwe ziekenhuiscomplex aan Park Spoor Noord. Enkel het psychiatrisch centrum blijft op de site, in een betrekkelijk nieuw gebouw aan de rand van het perceel.
"De essentie van Exchange in Practice is om de notie ‘uitwisseling’ te verbreden. De dialoog die we willen voeren tussen de twee architectuurculturen is meer dan enkel woordelijk. Ze is gericht op het delen van de brede architectuurpraktijk en de kennis en methodiek die ze behoeft. Omdat dat zo waardevol is, kan die uitwisseling, en bij uitbreiding Exchange in Practice, een stevige basis vormen voor verdere samenwerkingen."‐ Dennis Pohl, directeur Vlaams Architectuurinstituut
De deelnemers, zeventien beloftevolle ontwerpers, zijn geselecteerd op basis van hun portfolio en ervaring met co-creatie en participatie. Na een kennismaking met de specifieke omstandigheden rond de site en de omliggende buurt, wordt de groep uitgenodigd om een co-creatief traject vorm te geven, vanuit een gerichte vraag. Dit gebeurt onder begeleiding van Endeavour, een bureau dat co-creatieve en participatieve processen in de samenleving ontwerpt en begeleidt. Wat volgt is een verslag van een intensief traject en een neerslag van het sentiment bij de aanwezigen.
Donderdag 12/09 - 9:00: ’t Werkhuys, Borgerhout
De eerste voormiddag van Exchange in Practice is voorbehouden voor inleidende presentaties. Zo maken de kandidaten kennis met het Stuivenbergziekenhuis, de wijk errond met haar buurtinitiatieven, hoe het gebouw en de tuinen zullen veranderen op korte en lange termijn, en met de notie van co-creatie en participatieve processen. De idee dat het vrijkomen van de ziekenhuissite een enorme opportuniteit voor de wijk – en de stad in het algemeen – is, wordt breed gedragen. Hoe het reconversieproject moet verlopen, blijkt onder de sprekers een bron van onenigheid.
Buurtverenigingen
De aanwezige buurtverenigingen hebben al heel wat ervaring met participatieve trajecten. Eén ervan vindt plaats op enkele straten van de Stuivenbergsite, in de Sint-Amanduskerk. Een comité van geëngageerde burgers, dat zich Fundament 2060 noemt – naar de postcode van de wijk – maakte enkele jaren geleden van de kelders onder het gebouw een creatieve ontmoetingsplek voor mensen uit de buurt. Via zogenaamde droomsessies probeert het comité alle geledingen van de bevolking in de wijk aan te spreken, los van onderwijsniveau of afkomst. Hoe meer de buurt het project begrijpt, hoe beter ze het kan toe-eigenen. “Uiteindelijk werkt de kerk en haar kelder als katalysator voor de buurt, ze heeft het potentieel om de gemeenschap te doen aarden in de buurt”, aldus Sarah Goossens, vrijwilliger bij het comité. In samenspraak met de kerkfabriek treden de buurtfuncties op termijn ook uit de kelder, terwijl de kerk haar functie als gebedshuis bewaart.
Strijdlustiger is het actiecomité dat volgt. Omarm Stuivenberg richt zich op de reconversieplannen van het voormalige ziekenhuis. Omdat de groep het gevoel heeft dat het Antwerpse stadsbestuur talmt met het project, zet ze zich in om het ruchtbaarheid te geven. Inhoudelijk heeft het wel opmerkingen op het architectuurproject dat op tafel ligt, maar haar grootste wens is dat het project wórdt uitgevoerd, zonder een verzwakking van de ambities.
Want de groep heeft het gevoel dat het stadsbestuur ambitie mist, of een gecoördineerde visie op lange termijn. Dat blijkt volgens Omarm onder meer uit de planning van en communicatie omtrent de tijdelijke invulling. Het comité wil niets liever dan een partner zijn voor de stadsdiensten in de herontwikkeling van het voormalige ziekenhuis. Jammer genoeg zonder veel resultaat, aldus de groep.
Ontwerpteam
Na de kennismaking met de twee burgercollectieven schetst het ontwerpteam de reikwijdte van de restauratie en reconversie van het Stuivenbergziekenhuis. Het team, dat bestaat uit Bovenbouw Architectuur, Korteknie Stuhlmacher Architecten, Architectenbureau Sabine Okkerse en BOOM Landscape, won in 2021 de Open Oproep, ingericht voor dit project door de Vlaamse Bouwmeester.
Het project blijkt te focussen op het herstel van de oorspronkelijke structuur, die bestaat uit grote paviljoenen die onderling verbonden zijn met een stelsel van gangen. De typologie is hygiënisch geïnspireerd en is karakteristiek voor genezingscentra uit de tijd, bijvoorbeeld het voormalige Militair Hospitaal in Antwerpen. Wat het Stuivenbergziekenhuis onderscheidt is de vorm van de paviljoenen met patiëntenkamers, cirkelvormig met een kegelvormig dak, met enige verbeelding ‘trommels’ genoemd.
Ewout De Bleser (Korteknie Stuhlmacher Architecten) verduidelijkt; “De architecturale kwaliteit van het gebouw komt voort uit de werking van de ziekenhuistypologie en hygiënische voorzorgen.” Naast de imposante trommels spraken de loggia’s in de tussenvolumes het team aan. De overdekte buitenruimte ligt naast de gangenstructuur, maar het ontwerpteam maakt die tweedeling ongedaan. De Bleser: “We extrapoleren de loggia’s tot een volwaardig circulatiesysteem; de rue extérieure.” De straat medieert tussen het park en gebouw en vormt een verlengde van beiden.
In het inrichtingsplan onderzoekt het ontwerpteam een passend programma voor de gebouwen, eerder dan hoe ze kunnen worden aangepast. Op eenzelfde manier onderzoekt het team welk tijdelijk gebruik op de site mogelijk is. Wanneer uit de presentatie blijkt dat er nog veel onduidelijkheden rond het lange- en kortetermijngebruik zijn, ontstaat consternatie bij de aanwezigen. “Een duurzaam en doordacht programma is essentieel voor het slagen van een project op lange termijn”, aldus Sigert Defrancq (Veldhuis Architectuur).
Q&A
Omarm Stuivenberg ziet kansen om het programma af te stemmen met wat al in de buurt aanwezig is, zodat er geen concurrentie ontstaat tussen het project en de diverse handelaars in de wijk. Zaïra Pourier (Téra Studio) vervolgt deze gedachtegang: “Inhoudelijke medewerking en participatie van de buurt versterkt een project van deze schaal, want het maakt het specifiek, volgens de identiteit van die buurt.” Een idee dat aanslaat. Aaron Michels (studio lauka) ziet potentieel in participatie om de duurzaamheid van het project an sich te verhogen, “De buurt betrekken zorgt ervoor dat het project gedragen wordt door die mensen, en uiteindelijk dat het minder eenvoudig af te serveren is.”
Andere deelnemers treden de positie van de ontwerpers bij. Volgens Cente Van Hout (a2o architecten) schuilt er gevaar in de overschatting van het programma en de inbreng van de buurt, “De invulling van een gebouw kan snel wijzigen en programma is per definitie minder duurzaam dan het gebouw waarin het plaatsvindt. De wil en de belangen van de buurt zijn ook geen constanten, mede doordat de samenstelling van de bewoners continu verandert.” Gevraagd naar welke rol ze menen te hebben in het traject, antwoorden Valérie Van de Velde (Bovenbouw Architectuur) en Ewout De Bleser dat ze zich neutraal wensen op te stellen. “Als architect brengen we mensen rond de tafel. In eerste instantie zijn we een facilitator, die zorgt dat het ontwerpproces en de dialoog errond niet stilvallen.”
De Bleser verduidelijkt dat neutraliteit niet gelijk staat aan wegkijken. “We bewaken een neutrale lijn tussen actiecomités en opdrachtgever, maar zijn daarom zelf niet zonder idealen. We ontwerpen een plan dat een dichtgeslibde site verregaand opnieuw groen en toegankelijk maakt, en willen dat ook verdedigen. Ook dat is activisme.”
Petrus Kemme zet het programma verder met een prangende vraag. “Hoe kunnen we als architectuurgemeenschap de dialoog tussen de wensen van de ontwerper en die van de gemeenschap vormgeven?” Dat die soms uiteenlopen, weet ook Caroline Thaler van Endeavour. “In essentie is architectuur gemaakt voor een publiek, daarom moet het gebruik worden vooropgesteld.”
Donderdag 12/09 - 14:30: Stuivenbergziekenhuis & Rataplan
Na de analytische en soms theoretische uiteenzettingen, volgt een stadswandeling, die begint met een bezoek aan het ziekenhuis zelf. De lunch wordt genuttigd in een ‘trommel’, geserveerd door zomerbar Publico, dat zich ophoudt aan de westkant van het gebouw. Onder leiding van AG Vespa (Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen) doet de rondleiding een (andere) trommel, een patiëntenkamer, een binnentuin en het toegangsgebouw uit de jaren 1980 aan.
Nu de deelnemers de historische gelaagdheid van het gebouw zelf aanschouwen, rijzen vragen over het slopen dan wel behouden van latere invullingen of toevoegingen. Alexandra Sonnemans (Alexandra Sonnemans) stelt zich vragen bij de sloop die het toegangsgebouw staat te wachten, omdat het een barrière vormt tussen het historisch poortgebouw en de site. “Gaan we niet voorbij aan de inherente kwaliteit van het gebouw door het te slopen? De sloop lijkt me een gebeurtenis die we ons, als gemeenschap, over enkele decennia kunnen beklagen.” Ze verwijst naar ideeën van Kristiaan Borret, Brussels Stadsbouwmeester, die al lang de negatieve perceptie tegenover ‘jong erfgoed’ aanklaagt.
Anderen stellen het statuut van het project in vraag. “Er heerst een grote wil om de site finaal in de plooi te leggen, vanuit actiecomités, stad en ontwerpers. Maar omdat de betrokkenen het project als eindfase zien, leggen ze een enorme druk op het proces en brengen ze het misschien wel in gevaar”, aldus Daan de Jong (Daan de Jong), “Als we in staat blijken het project te zien als een nieuwe laag bovenop de 34 historische, kunnen we de druk verlichten.” Alexandra Sonnemans denkt ook dat het project minder zwaarwichtig maken kan helpen bij de uitvoering ervan. “Om de mogelijkheden voor het gebruik behapbaar te maken op deze gigantische site, kan het heilzaam zijn om vanuit kleinschaligheid te ontwerpen, als een serie van experimenten.”
Vaak wordt het project van het Stuivenbergziekenhuis vergeleken met ’t Groen Kwartier, dat begin deze eeuw van het voormalige Militair Hospitaal vervelde in een woonwijk. Ellen Lamberts van AG Vespa wijst op de verschillen in context tussen de twee en vooral het (al dan niet subjectieve) veiligheidsgevoel van de gebruikers. “Sociale controle wordt een belangrijke parameter voor het ontwerp, met name van de omgevingsaanleg. Een tuin vol hoogstammige bomen biedt overzicht, maar voelt ook leeg aan.” Een gecontroleerde plek lijkt snel tegengesteld aan een plek waarin plaats is voor ‘vertuining’ en eigenheid.
Als afsluiter van de dag brengt de groep een bezoek aan Rataplan, enkele straten verder in Borgerhout. De socioculturele vereniging is gevestigd in een gebouw van het Bisdom Antwerpen, het Gildenhuis H. Anna. Op het gelijkvloers is er een café dat lang enkel door de plaatselijke biljartvereniging werd gebruikt. Die speelt er nog steeds, maar de plek is zo veel meer geworden. Rataplan organiseert workshops vanuit een artistiek oogpunt, en opent zich expliciet naar de buurt. Femke Vanpoucke, van de organisatie, verwoordt het zo; “Elke geëngageerde kan Rataplan helpen vormgeven. Net daardoor kan je er meerdere rollen aannemen.” Sinds de coronapandemie experimenteert Rataplan met nieuwe dynamieken, zoals artists in residence. Daarbij wordt ze bijgestaan door deelneemster Gwenn Van Laer en haar bureau OntwerpAtelier Chambrang.
Vrijdag 13/09 - 10:00: De Winkelhaak, Antwerpen
Na de inleidende presentatie over zijn werking en projecten op donderdag, besteedt Endeavour vrijdagochtend aandacht aan de betekenis van de termen participatie en co-creatie. Het bureau haalt aan dat participatieve trajecten in de jaren 1970 helemaal niet uitzonderlijk waren, tot ze werden verdrongen in de decennia erna. Dat zorgt ervoor dat die traditie opnieuw moet worden aangeleerd en de twee noties opnieuw moeten worden uitgelegd.
"Participatie is een traject van collectief leren, waarin een groep mensen zich organiseert om over een specifiek onderwerp bij te leren, met als doel het initiëren van een proces van verandering. Co-creatie is een (publiek) initiatief that verschillende partijen samenbrengt (bijv. een bedrijf, een buurt, een groep klanten…), om samen een wederzijds gewaardeerd product te maken."‐ Endeavour
De kwaliteit van de dialoog
“Participatie is meer dan samenwerken”, weet Jakob Vandevoorde (Endeavour), “Een proces is niet bij voorbaat participatief.” Het bureau begeleidt processen van diverse schaal en context. Een traject met weinig betrokkenen is niet per definitie minder waardevol. “Wat voor mij telt is niet het aantal mensen dat betrokken is bij het participatietraject, maar de kwaliteit van de dialoog die uit het traject voortkomt.”
In het leertraject is het van belang dat er gefundeerde meningen aan bod komen. “De inbreng van diverse expertise zorgt voor een impuls in het debat, doordat het diepte en verbreding aanlevert. Het stelt mensen in staat verder dan hun eigen standpunt te kijken”, legt Hanne Van Gils (Endeavour) uit, “Dat is waardevol, want mensen krijgen zo de kans om het perspectief van ‘de ander’ aan tafel te begrijpen.”
Vandevoorde vervolgt, “Een succesvol project is niet zozeer dat met baanbrekende resultaten, maar wel dat waarbij het traject iets in gang zet.” Het gebeurt dat de resultaten koudweg worden genegeerd. “Net dan is het onze taak om de partijen terug aan tafel te zetten en duidelijk te maken wat al besloten is en wat nog openstaat. Heldere en kordate communicatie is het enige dat zo’n situatie kan rechttrekken.”
Vrijdag 13/09 - 10:00: De Winkelhaak, Antwerpen
Het einde van de uitwisseling is in zicht wanneer de deelnemers in vijf groepen worden verdeeld en elk van die groepen aan de hand van een onderzoeksvraag over het gebruik van de Stuivenbergsite, een participatief proces moet ontwerpen. De vragen belichamen een specifieke insteek van dat proces. “Met de onderzoeksvragen willen we architecten prikkelen om hun blik te verruimen”, legt Hanne Van Gils uit. Het is namelijk niet evident om participatie in een ruimtelijke opdracht in te bedden. De vragen handelden over de waarde die we als maatschappij schenken aan een gebruik, hoe dat zich vertaalt in de ruimte en welke impact de keuzes hebben.
Hoe geven we plek aan jongeren, aan buurt- of bovenlokale verenigingen? Hoe bereiken we een evenwicht tussen commercieel en niet-commercieel gebruik? Wat leren we van de voorlopige invulling voor het finale project? Hoe gaan we om met het beheer van de buitenruimte?
De positie van de architect in vraag stellen
Het valt op dat de kandidaten zich vragen stellen bij de manier waarop de vragen zijn geconstrueerd. De eerste stap in veel processen is het definiëren van de terminologie en de oorsprong van de aannames in de vraag. Zo stelt de groep van Sigert Defrancq, Merijn Muller (Lamusch architecten) en Claudio Saccucci (Studio Verter) zich de vraag welke groepen er in de maatschappij zijn, en hoe die evolueren. “Bovendien”, stelt ze, “zijn mensen niet in slechts één groep in te delen.” De groep van Eileen Stornebrink (Studio Inscape), Daan de Jong en Gwenn Van Laer bevraagt de positie van de architect en de ontwerper van een proces, “Een ontwerper maakt keuzes in het proces, betrekt sommige partijen wel of niet, of niet gelijkmatig. Hoe neutraal ben je echt als ontwerper? De keuzes beïnvloeden het verloop van het project.”
De groep van Alice Babini (Babini Geysen Architects), Kornelia Dimitrova (Studio Kornelia Dimitrova), Hedwig van der Linden (Dérive) en Marcel van der Schuur (Go with the flows) merkt op dat er een verschil is tussen de cijfer- en gevoelsmatige aanwezigheid van een functie op een site. “Sommige functies lijken meer aanwezig, omdat ze een sterkere identiteit hebben dan andere.” De groep van Lisa Janssens (Lisa Janssens), Andrés López (el KANTOOR), Aaron Michels (studio lauka) en Alexandra Sonnemans voegt eraan toe dat niet alle gebruikers een plek op dezelfde manier willen gebruiken. “Een gevoel van vertrouwen en eigenaarschap moet ontstaan. Maar het lijkt dat het eigenaarschap van sommige groepen in de samenleving zwaarder doorweegt dan dat van andere.”
Sociale en ruimtelijke draagkracht van de site centraal te stellen
De groep van Remco van der Togt (BREM Landschap), Zaïra Pourier en Cente Van Hout beaamt die stelling en pleit voor zogenaamd ‘radicaal eigenaarschap’. “Geef een gebruiker verantwoordelijkheid over een site en die zal er zorg voor dragen.” Defrancq, Muller en Saccucci menen dat een verbreding van het begrip participatie noodzakelijk is, “Niet alle lokale verenigingen zijn in staat om een positieve verandering in gang te zetten.”
Voor Stornebrink, De Jong en Van Laer is het essentieel om de sociale en ruimtelijke draagkracht van de site centraal te stellen in de verdere ontwikkeling ervan. “Het is van belang om het (tussentijdse) resultaat te toetsen aan de verwachtingen.” Dat geldt ook voor de publieke ruimte volgens de groep van Janssens, López, Michels en Sonnemans. “We moeten de notie van publieke ruimte verbreden. Niet alleen op specifiek ontworpen plekken vinden activiteiten plaats. Misschien verdraagt de stad wat frictie?”
Vrijdag 13/09 - 12:00: De Winkelhaak, Antwerpen
Met deze veelheid aan vragen en ideeën komt vrijdagmiddag een eind aan de kruisbestuiving. In de nabespreking zien enkele deelnemers een rol voor dit type van intensieve workshop in een ontwerpproces. “Voor het ontwerpproces kan het leerzaam zijn om met alle stakeholders het verloop van het proces vast te leggen”, aldus Marcel van der Schuur. Het resultaat van de workshop is voor enkele deelnemers een waardevolle bron van informatie voor belanghebbende partijen, zoals Team Vlaams Bouwmeester.
Het interessante aan Exchange in Practice is dat het zowel in vorm en inhoud handelt over kennisuitwisseling en participatie. Zowel voor de buurtbewegingen als voor de ontwerpers is het leerzaam om uiteenlopende perspectieven te ontdekken en allianties te smeden. Wordt vervolgd, in Nederland.
- Arnaud De Sutter
12 < 13.09.2024
Vlaams Architectuurinstituut & Nieuwe Instituut
Endeavour
Vlaamse Overheid
Nederlandse ambassade in Brussel