Architectuurtijdschrift Oase lanceert een Call for Abstracts voor hun nieuwe nummer OASE #122: Ecologische pedagogieën.
Nog steeds kost het de maatschappij moeite om ecologie prioriteit te geven boven economische of politieke belangen. Op architectuurscholen waait er echter een andere wind. Ecologische uitgangspunten liggen dicht onder het oppervlak van veel projecten. Docenten, onderzoekers en studenten worden uitgedaagd in hun kennis over de relatie tussen architectuur en ecologie. Geconfronteerd met veranderende inzichten worden de lesmethoden, posities, en referenties bevraagd. Er is een variatie wat betreft methoden en formats in verschillende instellingen en regio’s – sommigen richten zich concreet op pedagogie en verschuiving in het onderwijs, anderen focussen op samenwerking tussen verschillende scholen en opleiders, weer anderen conceptualiseren de visie op onderwijs. De overkoepelende onderwijsprogramma’s waarbinnen deze gesprekken worden gevoerd verschieten echter maar langzaam van kleur.
In de introductie van het boek Radical Pedagogies, een bundeling van naoorlogse experimenten in architectuuronderwijs, schrijven de samenstellers: ‘A revolution in education is by definition paradoxical, even ultimately a contradiction in terms.’ Ze refereren onder meer naar Hannah Arendt, die wijst op de verweving van onderwijs met autoriteit en traditie; een hiërarchisch systeem van kennisoverdracht lijkt per definitie conservatief. Maar is een verschuiving in het architectuuronderwijs niet noodzakelijk? De bouwsector is verantwoordelijk voor zo’n één derde van de wereldwijde CO2-uitstoot en energiegebruik, en met de overschrijding van anderhalve graad opwarming is het duidelijk dat er structureel andere maatregelen genomen moeten worden .
Conventionele architectuureducatie opereert grotendeels via abstracties. Binnen een geïdealiseerd scenario ontwikkelen studenten hun vaardigheden als ontwerper. Dit volgt vaak het Albertiaanse model, waarbij middels de ontwerptekening een conceptuele vorm wordt opgelegd aan de materiële wereld. Veel blijft in dit proces buiten beschouwing: kosten voor materiaal en constructie, impact op de omgeving, processen van onderhoud. Maar juist vanuit een ecologisch perspectief, is zo’n geïsoleerde positie niet meer houdbaar. Hoe kunnen we de dwingende realiteit binnenbrengen in onze onderwijsinstituten? Of, andersom, hoe brengen we het onderwijs naar de in hoog tempo veranderende buitenwereld? Met dit nummer willen we deze ontwikkelingen vastleggen en bijdragen aan de kennisopbouw op dit gebied.
Daarnaast geeft dit nummer ook uitdrukking aan de historische verbinding tussen OASE en onderwijs. De oprichters van dit tijdschrift wilden een bijdrage leveren aan toentertijd hedendaagse ontwikkelingen binnen het architectuurdebat. Hierbij maakten zij voor de publicaties gebruik van materiaal ontwikkeld binnen de pedagogische context. OASE 122 wil eveneens een podium bieden aan methodes en projecten ontwikkeld binnen de educatieve omgeving, gericht op de adressering van ecologie. We willen inzicht krijgen in hoe de ecologie op allerlei uiteenlopende manieren in rekening wordt gebracht binnen het huidige (en toekomstige) ontwerponderwijs. Dit kan in de vorm van historische of hedendaagse experimenten in architectonisch onderwijs, of vernieuwende onderwijsvormen of pedagogische modellen. We zijn hierbij op zoek naar specifieke projecten of onderwijspraktijken die verankerd zijn in ecologische overwegingen, en onderscheiden twee niveaus:
1. Welke onderwerpen worden in de architectuurscholen geadresseerd?
De opgaven zullen zich steeds meer richten op circulair en biobased bouwen, bouwen vanuit hergebruik, aandacht voor flora en fauna. Bovendien is ecologie per definitie een kwestie van verbindingen over disciplines en schalen heen, waardoor samenwerkingen met biologen, klimatologen, geologen, futurologen, sociologen en dergelijken belangrijker worden. Welke kennis en ontwerpvaardigheden worden onderwezen? En hoe beïnvloeden deze keuzes welke kennis wordt gemobiliseerd? Maar ook: hoe om te gaan met de architectuurgeschiedenis en theoretische agenda’s, die in grote mate een wereld belichamen die voorbij is? En wat is binnen deze transformatie wél het behouden waard?
2. Wat zijn geëigende settings en methodes om het onderwijs te verankeren in ecologische overwegingen?Onder invloed van deze verandering kunnen ook de onderwijsmethodes bevraagd worden. Het onderwijs is nu gestoeld op studio-onderwijs, ondersteund door collegereeksen en werkgroepen, binnen de muren van onderwijsinstellingen. Wat zijn adequate omgevingen en samenwerkingen voor onderwijs gericht op ecologie? En binnen deze settings: welke specifieke onderwijsmethodieken dragen bij aan de kennisontwikkeling en overdracht? Hoe kunnen we bijvoorbeeld de praktijk van hergebruik binnenbrengen in een fictieve onderwijscontext? Wat is de rol van auteurschap, van representatie en van het gebruik hierin? Als de tekening, maquette, rendering en collage er vaak op gericht zijn om het ontwerp als object te verbeelden, hoe kunnen relationele aspecten verbeeld worden? En welke gevolgen heeft dit voor het beoordelingssysteem?
We zijn hierbij geïnteresseerd in drie soorten bijdragen:
1. Reflectieve bijdragen: Teksten over historische of hedendaagse experimenten in architectuuronderwijs, in de vorm van specifieke onderwijsprojecten of onderwijspraktijken. Voorstellen bevatten één afbeelding en een abstract van maximaal 500 woorden.
2. Project bijdragen: een of meerdere representatieve afbeelding(en) van de uitkomst van een onderwijsproject. We nodigen hierbij nadrukkelijk studenten uit om projecten in te sturen. Deze voorstellen bevatten de beelden en een bijschrift van maximaal 300 woorden waarmee het project wordt gesitueerd binnen het thema van het nummer.
3. Opdrachtstellingen/Vakomschrijvingen: een korte bijdrage waarin de opdrachtstelling of vakomschrijving wordt gepresenteerd voor een cursus met een specifieke ecologische invalshoek. In deze bijdragen wordt de omschrijving van de opgave van pedagogische concepten, methoden, hulpmiddelen en formats van onderwijs belicht.
Voorstellen bevatten één afbeelding en een bijschrift van maximaal 300 woorden. Voorstellen moeten uiterlijk 1 december worden ingediend via info@oasejournal.nl samen met de naam (namen) van de auteur(s), e-mailadres, professionele affiliatie en een bio van maximum 150 woorden. Voorstellen kunnen in het Nederlands of Engels worden ingediend.
01.12.2024