Vier beeldbepalende sites in Gent ondergaan de komende jaren een transformatie. ICC/Floraliënhal, Design Museum Gent, het Gravensteen en Opera Gent zijn stuk voor stuk beeldbepalende publieke plekken die sterk verweven zijn met de geschiedenis van de Arteveldestad. Ze vormen ijkpunten in het stedelijk weefsel. De ontwikkeling van deze sites bepaalt mee de dynamische toekomst van de stad, en gaat dan ook gepaard met een grote publieke verantwoordelijkheid.
Volgens de procedure van de Open Oproep werden voor elk van de sites vijf ontwerpteams geselecteerd. Die selectie is beslissend voor het uiteindelijk resultaat. De komende maanden werken geselecteerde teams een voorstel uit, waaruit het team gekozen wordt dat finaal de bouwopdracht mag realiseren.
In het licht van de actuele architectuurcultuur in Vlaanderen werden zowel voor het Design Museum Gent, het Gravensteen als voor de Floraliënhal interessante keuzes gemaakt. Zowel jonge bureaus uit Vlaanderen en Brussel als meer gevestigde waarden, al dan niet in een tijdelijke vereniging met buitenlandse ontwerpers, haalden de selectie. Elk van de drie Open Oproepen toont een rijkdom aan ontwerphoudingen. Uit de gemaakte keuzes spreekt de durf van de opdrachtgevers om te kiezen voor vernieuwing. Tegelijkertijd geven ze blijk van verantwoordelijkheid: ze halen internationale ideeën binnen en geven bestaand talent uit Vlaanderen de kans zich verder te ontwikkelen.
Stedenbouwkundig gebaar
Opera Gent is het onderwerp van de vierde Open Oproep. Zoals Geert Sels gisteren aangaf in deze krant [De Standaard 27/11/2018] is de selectie van vijf bijna uitsluitend internationale teams erg opvallend. De opera is een symbooldossier. Het gaat om een nieuw Muziek- en Podiumcentrum in het hart van de stad. Het is pijnlijk om vast te stellen dat net in de grootste van de vier Open Oproepen enkel buitenlandse ontwerpers werden geselecteerd. De allianties met lokale bureaus betreffen voornamelijk het onderzoek, en niet het ontwerp van het project. Onze verbazing groeide toen we de lijst van kandidaturen bestudeerden. Belangrijke bureaus uit Vlaanderen en Brussel die internationaal furore maken, blijken niet in aanmerking te komen.
Architecten uit Vlaanderen zijn wereldwijd vermaard om hun gevoeligheid in de omgang met het bestaande patrimonium, de wijze waarop ze van een architecturale ingreep een stedenbouwkundig gebaar kunnen maken, en de bravoure in het realiseren van architectuur binnen vaak stringente budgetten. Voor Opera Gent wordt beroep gedaan op buitenlandse gevestigde namen. En dat stramien blijkt zich steeds vaker te herhalen: waarom zijn grotere opdrachten enkel toegankelijk voor internationale bureaus of voor samenwerkingsverbanden met een sterke internationale dimensie? De tijd waarin een ontluikend lokaal bureau zonder grote projecten op zijn palmares de opdracht krijgt om een groot concertgebouw in het historische stedelijke weefsel te realiseren, lijkt achter ons te liggen. Dát was vooruitstrevend opdrachtgeverschap, waarin berekende risico’s genomen werden.
Het basisconcept van de Open Oproep-procedure houdt in dat de selectie niet enkel wordt gemaakt door het afvinken van criteria én het opgebouwd portfolio, maar ook de architecturale visie en de kwaliteit van het ontwerpteam zijn doorslaggevend. De Open Oproep houdt de markt open. In de selectie voor Opera Gent lijkt er echter aan risicobeperking te zijn gedaan; er wordt op zeker gespeeld door te mikken op gevestigde buitenlandse namen. Dit kan je gerust ironisch noemen aangezien veel landen Vlaanderen benijden omwille van de Open Oproep die net moedig opdrachtgeverschap de wind in de zeilen geeft.
Toon lef!
Houden wij een pleidooi voor een protectionistisch sluiten van de markt voor buitenlandse bureaus? Integendeel. Dit is een appél aan opdrachtgevers om, ook in complexe dossiers, lef te tonen. Als Vlaams Architectuurinstituut streven we ernaar om de architectuurcultuur internationaal te verrijken, uit te dragen en steeds kritisch te bevragen. Uitwisseling en samenwerking over grenzen en generaties heen is een van onze speerpunten.
Die open blik heeft de architectuurcultuur in Vlaanderen gemaakt tot wat ze vandaag is: een bloeiend epicentrum dat wereldwijd in de belangstelling staat. Wekelijks maken internationaal gerenommeerde architectuurscholen reizen door Vlaanderen, de Zilveren en Gouden Leeuw van de architectuurbiënnale van Venetië – de Oscars van de architectuur – prijken op meerdere kasten in Vlaanderen en Brussel. Na theater, dans en mode, spreekt men in de internationale middens over de Vlaamse golf in de architectuur. Ontwerpers uit Vlaanderen en Brussel zijn op elke grote internationale architectuurmanifestatie aanwezig, ze doceren aan de meest toonaangevende scholen, en grote internationale architectuurbladen maken themanummers over het fenomeen ‘architectuur uit Vlaanderen’.
In die context is het erg pijnlijk dat bij de vijf geselecteerde teams voor de Vlaamse Opera in Gent geen enkel ontwerpteam uit Vlaanderen en Brussel zit. Als we de ‘Vlaamse golf’ willen bestendigen, en de bloeiende architectuurcultuur die we de voorbije decennia opbouwden verder willen ontwikkelen, moet er ruimte blijven om talent te laten doorstromen, door het glazen plafond van de écht grote opdrachten. Alleen zo kan de rijke architectuurcultuur die internationaal in de kijker loopt, meer zijn dan een tijdelijk fenomeen.
Sofie De Caigny, directeur Vlaams Architectuurinstituut
Bart Tritsmans, curator Vlaams Architectuurinstituut
(Dit opiniestuk verscheen op 28 november 2018 in De Standaard)