Puur ruimtelijk kan je een interieur herleiden tot de binnenkant van een constructie. Het heeft echter enkele specifieke eigenschappen die het een eigen statuut geven. De toegang en het gebruik zijn selectief. Het interieur is ook de vertaling van het functionele programma van het gebouw. Binnen dit programma zijn er een aantal bepalende randvoorwaarden, zoals eigentijds woon- en werkcomfort en circulatiemogelijkheden.
Het interieur is bij uitstek ook de zone waarin de gebruiker zijn stempel drukt op een bouwwerk, mogelijk al bij de ontwerpfase. Maar bovenal is het alledaagse gebruik doorslaggevend. De dynamiek die daaruit volgt, kan verstrekkende gevolgen hebben voor het oorspronkelijke concept.
Binnenhuis-architectuur is geen zaak van bemeubeling alleen. Het is de woning, de omvatte ruimte, het licht zelf.