Nog voor de tentoonstelling Marie-José Van Hee architecten. Een wandeling haar deuren opende, ging Egon Verleye (Vlaams Architectuurinstituut) in gesprek met Marie-José Van Hee en medewerker Sam De Vocht.
Marie-José Van Hee, na 30 jaar heb je opnieuw een tentoonstelling in DE SINGEL. Hoe voelt het om terug te zijn? Wat is er veranderd? Welke plek heeft deze expo in jouw oeuvre?
Marie-José Van Hee: Terugblikken op 30 jaar praktijk, dat doet wel iets met een mens. Het is een hele omzwerving geweest. Dertig jaar geleden was er maar een kleine hoeveelheid werk, vandaag zitten we aan 400 projecten waarvan er 250 zijn uitgevoerd. Toen had ik enkel occasionele helpers, nu werken we met zeven vaste medewerkers.
Ik kijk naar deze tentoonstelling als een bezegeling van het werk dat in al die jaren werd verzet. Het werk primeert nog steeds voor mij. Ik heb een haat-liefdeverhouding met alles wat niet uitgevoerd werd, zeker met de wedstrijdprojecten.
Hoe staat het bureau Marie-José Van Hee architecten tegenover architectuurtentoonstellingen?
Marie-José Van Hee: Ik blijf architectuurtentoonstellingen een moeilijke materie vinden. Dat gevecht ervaarde ik al 30 jaar geleden bij de eerste tentoonstelling. Ik hang niet graag zaken aan de muur. Wanneer ik zelf naar architectuur wil kijken, sla ik eerder een boek open dan dat ik een tentoonstelling ga bezoeken. Ik vind de manier waarop je naar architectuur of bepaalde objecten kijkt heel belangrijk.
Sam De Vocht: Als bureau benaderen we een tentoonstelling als een project, voor ons is er geen onderscheid tussen het ontwerpen van een expo of een gebouw.
Het VAi nodigde jullie bureau uit om in het kader van ons jaarthema ‘zorg’ een tentoonstelling te maken. Wat verstaan jullie onder zorg in architectuur?
Marie-José Van Hee: De laatste leuze aan de uitgang van de tentoonstelling luidt ‘Who looks after the architect?’ Ik maak me zorgen over het beroep van de architect. Vandaag is de architect een administrator geworden. Architecten zijn alleen nog bezig met regeltjes. Er wordt enkel nog maar gerekend en geteld, er is geen ruimte meer voor creativiteit. De regelgeving van vandaag laat geen creativiteit meer toe. Op termijn zitten we met een vuilbak die veel groter is dan die van vandaag. Nu is er nog ruimte voor recuperatie. Maar doordat alle nieuwbouw van vandaag zo rendabel moet zijn, zo berekend, is er geen mogelijkheid meer tot recuperatie in de toekomst. Het beroep van de architect moet terug naar de essentie. We zijn aan het einde gekomen van een architectuurcultuur. Als we alles in het verleden hadden gedetermineerd in regeltjes, dan leefden we nu nog in hutjes. De ideale woning die aan de EPB-normen voldoet is in feite een kubus of een bol. Maar wees eerlijk; daar kan je toch niet in leven?
"Ik maak me zorgen over het beroep van de architect."‐ Marie-José Van Hee
De tentoonstelling draagt de subtitel ‘Een wandeling’ of ‘A walk’. Wat maakt wandelen zo belangrijk in jouw leven en werk?
Marie-José Van Hee: Wandelen neemt een bijzondere plek in mijn leven in, zowel als architect alsook in mijn privéleven. Voor mij staat het gelijk aan vrijheid. Het begon al in mijn kinderjaren. Als kind woonde ik in een huis waar ik door de slaapkamer van mijn ouders moest om naar mijn eigen kamer te gaan. Sindsdien voorzie ik in mijn ontwerpen altijd een uitweg, een weg naar de vrijheid.
In onze ontwerpen steken we veel tijd in het nadenken over de wandeling of het parcours, er mag nooit een dead end zijn. Er moet te allen tijde een uitweg zijn. Je moet altijd het gevoel hebben dat je vooruit gaat, dat is belangrijk in het leven.
Marie-José Van Hee: Wandelen is voor mij tijd en ruimte, het is de ultieme vorm van vrijheid. Het is die vrijheid die ik ook in mijn ontwerpen wil steken. Zeker in het ontwerpen van publieke gebouwen en openbare ruimte – zoals in Deinze - is het wandelen en het leggen van verbindingen cruciaal. Bij het ontwerp van de Modenatie geldt de monumentale trap als verbindende factor tussen buiten en binnen, de straat loopt hierdoor als het ware verder in het gebouw. Helaas hebben ze nu het parcours geknipt.
Hoe krijgt de titel 'Een wandeling' vorm in de tentoonstelling?
Sam De Vocht: We werken met twee wandelroutes die inpikken op de GR route die langs De Singel loopt: een grote en een kleine randonnée. Het groter parcours brengt je langs de interventies op de campus, het kleinere langs de bijdragen in de tentoonstellingsruimte. Het biedt de kans aan bezoekers om een langer of korter bezoek aan DE SINGEL te brengen, geleid door speciaal voor de expo ontworpen wandelkaarten met aanduiding van de route en wat uitleg over en context rond de geleverde bijdragen.
Jullie nemen niet enkel de expozaal van DE SINGEL in, maar voorzien ook interventies elders op de kunstencampus. Wat mogen we zoal verwachten?
Marie-José Van Hee: Als architect wil je iets achterlaten. Dat doen we ook in deze tentoonstelling, met twee interventies. Op het voorplein van DE SINGEL plaatsen we een boom die ook na de tentoonstelling blijft staan. Die boom, een watercipres (metasequoia), moet het plein - dat eigenlijk een non-place is - activeren. De boom geldt als baken om duidelijk te maken dat er op de campus iets gebeurt. Het is een signaal om meer groen te voorzien op de campus.
Sam De Vocht: Door een boom te planen, refereren we ook naar het bestaande landschap dat Stynen graag onder de lage gebouwen had laten doorlopen. We maken een opening in het asfalt en brengen de natuur wat meer op de voorgrond.
Marie-José Van Hee: De tweede interventie focust op de muurtekening van René Guilette die zich tussen het Stynen en het Beel-gedeelte bevindt. Door de branddeuren te vervangen door glazen exemplaren, maken we dit kunstwerk meer zichtbaar en laten we de bezoeker even halt houden. Het gebouw heeft meer te bieden dan hoe het nu benut wordt. Door een parcours te voorzien ontdek je de verborgen hoekjes van DE SINGEL.
Sam De Vocht: Daarnaast zijn er een tiental bijdragen van kunstenaars die tijdelijk een onderkomen vinden op de Grande Randonnée. Ze vullen het bestaande kunstenparcours ‘On Sculpture’ aan en gaan een dialoog aan met de architectuur van DE SINGEL.
Marie-José Van Hee: Bepaalde elementen uit de eerste tentoonstelling in 1993 komen geregeld terug. Toen hadden we bijvoorbeeld een reeks lezenaars ontworpen. In 2018 gebruikten we ze om nieuw werk te tonen op de Architectuurbiënnale in Venetië, in dialoog met twee foto’s van Dirk Braeckman. Voor die gelegenheid hebben we ook zitbanken verscheept (bed-bank), een statement om het gebrek aan zitplaatsen op de biënnale aan te kaarten. Vandaag, in de expozaal en wandelgangen van DE SINGEL nemen zowel de lezenaars als de zitbanken opnieuw een prominente plek in. We recupereren en voegen tegelijkertijd iets toe met nieuw vormgegeven boeken met recenter werk.
Jullie gaan dus de confrontatie aan met de architectuur van Léon Stynen. Hoe gaat dat in zijn werk? Waar zitten de verschillen en paralellen tussen jullie visie rond architectuur en die van Stynen?
Marie-José Van Hee: Er zijn wel wat overeenkomsten tussen de architectuur van Stynen en onze praktijk. Grondplan, binnenplaats, licht binnenlaten. De materialiteit, de combinatie van beton en hout. Stynen maakte een zeer gedegen gebouw. Hij heeft karaktervolle elementen voorzien die het gebouw uniek maken. Die toegangstrap die zo slecht loopt bijvoorbeeld. De truc is eigenlijk om hem diagonaal te betreden.
Het wandelen is ook een gemeenschappelijk gegeven. Wij denken ook steeds na over de promenade architecturale.
Wat was het startpunt voor de scenografie van de tentoonstelling?
Marie-José Van Hee: Ik vind de witte doos die de expozaal van DE SINGEL is, een uitdaging. Dus brachten we de kamers van mijn eigen huis naar Antwerpen en kom je in feite in mijn huis in Gent binnen. We beginnen buiten. Je komt binnen via de straat waar de lezenaars staan waar je in boeken kan bladeren. Vervolgens de leefruimte gemaakt met linnen doeken waarop lijntekeningen gedrukt zijn. En dan de patio en achterliggende tuin. Gaandeweg werden materialiteit en kleuren duidelijk.
In de tentoonstelling komen ook andere stemmen aan bod. De Jardin des Ami.e.s. toont bijdrages van ontwerpers waar jullie mee samenwerkten. Waarom is het belangrijk om hen hierbij te betrekken?
Marie-José Van Hee: Vandaag leven we in een tijd van egotripperij. Als architect kan je geen egotripper zijn. Je werkt met en voor mensen. Ik zet mezelf niet graag in het middelpunt van de belangstelling. In plaats van naar een vernissage te gaan, zit ik liever thuis om te tekenen. Ik blijf nog elke dag leren, vooral van anderen.
Moest Leon Stynen nog leven dan had ik hem zeker uitgenodigd om deel te nemen aan Jardin des Ami.e.s.
"Moest Leon Stynen nog leven dan had ik hem zeker uitgenodigd om deel te nemen aan Jardin des Ami.es."‐ Marie-José Van Hee
Hoe belangrijk is de relatie tussen kunst en architectuur? Hoe verhouden die zich tot elkaar in jullie werk?
Marie-José Van Hee: Architectuur is geen kunst. Kunst heeft de vrijheid om niet bruikbaar te zijn, architectuur niet. Het doel maakt het onderscheid tussen kunst en architectuur. Maar kunst heeft wel een invloed op architectuur.
Kunst beïnvloedt mijn werk enorm. Bijvoorbeeld het werk Camera degli Sposi van Andrea Mantegna. Dit portret van de Gonzaga-familie in muurschilderingen is volledig geïntegreerd in de ruimte, kunst en architectuur vermengen zich hier op een prachtige manier. Doordat alles op ooghoogte is geschilderd, ben je als toeschouwer één met het kunstwerk, je kijkt bij wijze van spreken onder de rokken van de personages. Of de verstilde werken van de Deense kunstenaar Vilhelm Hammershoi. Dat repetitieve, dieper en dieper in de materie, vind ik heel inspirerend. Het gaat om een transitie van abstracte begrippen. Of Le Thoronet waar stilte en rust primeren.
Rust is een constante in mijn werk.
Mocht je zelf je eigen opdrachtgever zijn. Welke opdracht zou je jezelf dan geven? Of anders gezegd: wat is jouw droomopdracht?
Marie-José Van Hee: Ik ben in se niet tegen opdrachtgevers. Het ideale project ontstaat met een goede opdrachtgever. Het is lang mijn droom geweest om bruggen te bouwen. Ze zijn een mooie metafoor voor wat architectuur moet zijn. Goede architectuur verbindt.
Tot slot, welk gevoel of welke boodschap willen jullie de bezoeker meegeven met deze tentoonstelling?
Sam De Vocht: Exploreer, hou je ogen open en luister! In een tijd waarin het visuele erg veel aandacht krijgt, is het goed om de focus te verleggen op het niet-visuele. We hielden hier ook rekening mee bij het maken van deze expo.
Marie-José Van Hee: Mijn boodschap aan de bezoekers van de tentoonstelling is; doe voort, loop verder, ontdek! Wees vrij! En heb respect voor het werk van de architect.
Interview door Egon Verleye
Gent, 12.10.2022
Naar aanleiding van de opening van de tentoonstelling Marie-José Van Hee architecten. Een wandeling in DE SINGEL in Antwerpen, gingen we in gesprek met Sofie De Caigny (directeur VAi), architecte Marie-José Van Hee en architectuurcriticus Koen Van Synghel.
Bekijk de video.
tentoonstelling
Nog tot 21 mei kan je in De SINGEL in de wondere wereld van Marie-José Van Hee duiken. Bezoek de expozaal die tijdelijk is omgetoverd tot Marie-José Van Hee's huis en laat je verrassen door de reeks interventies die de architecte liet uitvoeren op en rond de kunstencampus. Een wandeling is een unieke ontdekkingstocht in de wereld van deze grande dame van de Belgische architectuurwereld.
info & tickets