Architectenkantoor
Copyright
ROBBRECHT EN DAEM ARCHITECTEN - GENT

Architectenkantoor Robbrecht en Daem

Men kan zich moeilijk van de indruk ontdoen dat Paul Robbrecht en Hilde Daem, sinds hun eerste realisaties, zorgvuldig en weloverwogen bouwen aan een geheel eigen oeuvre, waarin de relatie tussen beeldende kunst en architectuur centraal staat. Toch benadrukken ze steeds de dienende rol van de architectuur, die de kunst ter wille moet zijn en niet zelf alle aandacht naar zich toe moet trekken. De aantrekkingskracht van hun werk schuilt in het feit dat de realisaties nooit helemaal hun betekenis prijsgeven en in de complexiteit en contradicties, die de architecten eerder opzoeken dan uitsluiten. Het artistieke karakter van hun werk heeft niet zozeer te maken met de — vaak letterlijke — aanwezigheid van kunst, maar met de eigenschappen van de architectuur zelf. Dat blijkt ook uit de nieuwe ‘werkplaats’ die Robbrecht en Daem ontwierpen voor hun eigen kantoor en dat van Marie-José Van Hee.

Van buitenaf lijkt het nieuwe kantoor een onopvallende en pretentieloze hangar, die schuilgaat in een binnengebied tussen typische arbeidershuisjes in de negentiende-eeuwse uitbreidingsgordel rond Gent. Twee ‘poortgebouwen’ aan de straat markeren de toegang tot de achterliggende kantoren: een nieuwbouwwoning die Paul Robbrecht voor zichzelf bouwt en een voormalige directeurswoning, die later nog zal verbouwd worden tot woning voor zijn zoon. Beide huizen staan tegenover elkaar en lijken met hun gespiegelde trapvorm ook naar elkaar te verwijzen, hoewel ze typologisch sterk verschillend zijn. Het recept van de nieuwbouwwoning — een strak volume in bruine baksteen en ermee harmoniërende keramische pannen — is beproefd. De omsloten buitenruimte aan de straatzijde en het eigenzinnige buitentrapje dat aan de zijgevel op de verdieping hangt, doen echter vermoeden dat er meer aan de hand is.

Toch is het niet deze nieuwbouwwoning die dit project optilt tot een uitzonderlijke realisatie. De kracht van het project schuilt ongetwijfeld in de magistrale leegte van de bestaande loods, een voormalige houtopslagplaats die in de jaren 1970 opgetrokken werd door firma De Coene in een kenmerkende houten spantenstructuur. De voormalige werkvloer werd omgetoverd tot een grotendeels overdekte buitenruimte en bevat verscheidene tuinen, een kleine parking (autotuin) en een zwembad. Het is een performanceen tentoonstellingsruimte, een ‘speelplaats’ voor bevriende kunstenaars, maar ook gewoon een overdekt plein met een gietijzeren stoof en een geïmproviseerde luchter van TL-lampen waar gefeest of gerust kan worden. Eén boom en wat groen geven aan dat deze ruimte mettertijd moet uitgroeien tot een arboretum.

De ingrepen zijn uiterst beperkt, wat meteen ook de kracht van het project is. In plaats van de traditionele lichtstraten, dwars op de structuur, hebben de architecten de bovenlichten een kwartslag gedraaid, in lijn met de elegante constructie. De structuur wordt als het ware verzelfstandigd door het licht dat erlangs strijkt. Een deel van de dakbedekking werd ontmanteld, wat de autonomie van de structuur nog versterkt. Ze staat er als een moderne ‘ruïne’, als een grove filter tussen het kantoor en zijn onmiddellijke omgeving: een dichtgeslibde woonbuurt onder de schaduw van de geïsoleerde woontorens in de ‘Groene Vallei’.

De kantoren zijn ingericht in de voormalige houtopslagplaats en kijken over de volledige lengte uit op de schijnbare leegte van de binnentuin. De benedenverdieping heeft een geringe hoogte en wordt gedomineerd door de zware structuur van metalen liggers, die laag in de ruimte doorhangen. Hier worden de vergaderzalen, het maquetteatelier en de eetruimte ondergebracht. Hoewel het interieur uiterst sober is opgevat, is de ruimte allesbehalve koel en minimalistisch. Dankzij het veelvuldig gebruik van multiplex op een donker gepigmenteerde polybetonvloer heerst er een warme, uitnodigende atmosfeer. Een aantal eenvoudige houten trappen leiden naar de bovenverdieping, waar schouderhoge kasten op flexibele wijze kamers definiëren binnen een landschapskantoor. Het hart van het kantoor wordt gevormd door de bibliotheek, een met boeken afgebakende ruimte met daarin het bureau van Paul Robbrecht. Grote, verdiepingshoge schuiframen betrekken de kantoren bij de overdekte tuin. Nieuwe daklichten zorgen voor extra (noorder)licht en structureren de ruimte, samen met de opeenvolgende kastenwanden. Op het einde van deze sequens bevindt zich de ontwerpstudio van architecte Marie-José Van Hee.

Wat dit project precies tot een unieke, stimulerende werkomgeving maakt, valt moeilijk te zeggen. Is het de sterke betrokkenheid van het interieur op het exterieur, het samenbrengen van natuur en cultuur, het steeds wisselende licht dat een intrigerend spel aangaat met de constructie van de loods, de gefilterde zichten op de omgeving… of vooral dit alles tegelijk? De aantrekkingskracht die ervan uitgaat is verwant met die van de beeldende kunst, maar ook met het gevoel van bricolage. De atmosfeer wordt medebepaald door het ongedwongene, het ongekunstelde, ja zelfs het onaffe. Robbrecht en Daem verliezen zich niet in het vergezochte detail of het ‘goedkope’ effect, maar laten het licht en de materialen als het ware zelf spreken. De architectuur van de loods is dan ook een uitdrukking van een levenswijze, een manier van zijn.

- Dieter De Clercq

Projectdetails

TYPE GEBOUW:
LOCATIE:

Lieremanstraat 64

9000 Gent

België

DATUM VOLTOOID:

01-08-2007

PERMALINK:

Meer gebouwen