De Orde van Architecten is onder meer door de sectororganisaties (NAV/ORI/G30/BVA) op de hoogte gebracht van kritieken in verband met de modelovereenkomst welke door de NV DBFM SCHOLEN VAN MORGEN dwingend ter ondertekening zou zijn voorgelegd aan de architecten die na concurrentie zijn belast met een architectenopdracht in uitvoering van de door de Vlaamse Overheid georganiseerde inhaalbeweging Scholenbouw.
De Orde van Architecten heeft deze overeenkomsten onderzocht naar overeenstemming met de door de wetgever van openbare orde opgelegde regels middels de wet van 20 februari 1939 met betrekking tot de bescherming van de titel en het beroep van architect en de in uitvoering van deze wet genomen uitvoeringsbesluiten. Na studie van deze lijvige overeenkomsten is de Orde de mening toegedaan dat verschillende contractuele bepalingen in deze opgelegde overeenkomst ‘Architect-Basisteam’ en ‘Interface-Overeenkomst’ in strijd zijn met de onverenigbaarheid van het beroep van architect met het beroep van aannemer en de daarmee samenhangende wettelijke verplichte onafhankelijkheid van de architect in het bouwproces.
De Orde van Architecten heeft de opdracht om aangifte te doen bij de gerechtelijke overheid van elke inbreuk op de wetten en reglementen tot bescherming van de titel en van het beroep van architect. Gelet op de strijdigheid van contractuele bedingen in de aan de architect opgelegde
modelovereenkomsten en zo de Orde geen nuttige reactie bekomt op de door haar uitgestuurde ingebrekestelling aan het adres van de NV DBFM SCHOLEN VAN MORGEN en haar afgevaardigd bouwheer de NV AG RE COPiD, zal zij een procedure voor de Rechtbanken opstarten teneinde de
onwettigheid en derhalve de nietigheid van contractuele bepalingen te horen uitspreken.