De Vlaamse Regering heeft op 23 december 2011 onder voorbehoud van technisch nazicht en aanpassing aan de opmerkingen van de minister van begroting, haar principiële goedkeuring gehecht aan het voorontwerp van decreet over het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid.
Het decreet is aangepast aan de principes van het Planlastendecreet, aan de aanbevelingen van het Rekenhof en aan de principes van administratieve vereenvoudiging. Het zal op termijn het huidige cultureel-erfgoeddecreet vervangen. De tekst wordt opnieuw voorgelegd aan de Vlaamse Regering op 13 januari 2012. Nadien zal de ontwerptekst verspreid worden.
Dit nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet zal het bestaande decreet van 2008 vervangen. De aanleiding om het Cultureel-erfgoeddecreet aan te passen is het Planlastendecreet. Het Planlastendecreet legt nieuwe algemene regels op over de wijze waarop gemeenten en provincies subsidies aanvragen en verantwoorden bij de Vlaamse overheid. Op basis van het huidige Cultureel-erfgoeddecreet sluit de Vlaamse Gemeenschap convenants af met provincies en gemeenten. Het Cultureel-erfgoeddecreet moet dan ook aangepast worden aan deze nieuwe algemene regels.
Het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet brengt evenwel ook nog andere wijzigingen met zich mee. Er zijn een aantal technische aanpassingen. Enerzijds resulteert dit in een eenvoudigere regelgeving, en anderzijds worden een aantal tekortkomingen weggewerkt die het Rekenhof vaststelde in het huidige decreet.
Daarnaast worden er ook beperkte inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd op het bestaande decreet. De voornaamste is dat het instrument van de projectsubsidies wordt uitgebreid naar structureel gesubsidieerde cultureel-erfgoedorganisaties.
1. Subsidiëren van provincies, gemeenten en de VGC voor het realiseren van een complementair cultureel-erfgoedbeleid
Voor de cultureel-erfgoedconvenants zijn er (door de aanpassing aan het Planlastendecreet) significante wijzigingen.
De toekenning van subsidies voor het regionale cultureel-erfgoedbeleid aan de provincies zal voortaan gebeuren op basis van de procedure zoals bepaald door het Planlastendecreet:
Eind 2012 maakt de Vlaamse Regering de Vlaamse beleidsprioriteiten bekend voor het regionaal cultureel-erfgoedbeleid.
In de loop van 2013 kunnen de provincies bij de opmaak van hun meerjarenplanning aangeven hoe zij deze Vlaamse beleidsprioriteiten zullen invullen.
Deze meerjarenplanning wordt begin 2014 bezorgd aan de Vlaamse overheid.
Op basis van deze meerjarenplanning beslist de Vlaamse Regering om een jaarlijkse subsidie toe te kennen voor de periode 2014 – 2019.
De opvolging van deze Vlaamse beleidsprioriteiten en de verantwoording van de subsidies gebeurt volledig op basis van de documenten die de provincies opmaken in het kader van hun beleids- en beheerscyclus. Er wordt daarom geen cultureel-erfgoedconvenant meer gesloten.
Als gevolg hiervan zullen de huidige cultureel-erfgoedconvenants met de provincies (voor de periode 2009 – 2014) één jaar vroeger beëindigd worden, met name eind 2013.
Voor de toekenning van subsidies voor het lokale cultureel-erfgoedbeleid aan gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, wordt er gewerkt met 2 sporen.
Enkel de steden Antwerpen, Gent en Brugge kunnen nog als individuele gemeente een subsidie aanvragen voor de uitbouw van het lokale cultureel-erfgoedbeleid. De subsidietoekenning gebeurt daarbij op basis van de procedure van het Planlastendecreet zoals hierboven beschreven. Voor het lokale cultureel-erfgoedbeleid van deze gemeenten zullen er dan ook Vlaamse beleidsprioriteiten bekend gemaakt worden. De convenants met Antwerpen, Gent en Brugge (indien zij een aanvraag indienen als individuele gemeente) worden hierdoor één jaar vroeger beëindigd. Voor de nieuwe beleidsperiode 2014 – 2019 wordt geen cultureel-erfgoedconvenant meer gesloten.
Andere gemeenten kunnen voor de uitbouw van hun lokaal cultureel-erfgoedbeleid gesubsidieerd worden via een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Hier blijft de werkwijze van het huidige cultureel-erfgoeddecreet behouden: de beleidsperiodes blijven dezelfde en er worden nog steeds convenants gesloten.
In het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet wijzigt ook het inwonersaantal dat minimaal vereist is om in aanmerking te komen voor een cultureel-erfgoedconvenant (50.000 inwoners) en de minimale subsidie die hier aan verbonden is (150.000 euro). Alle huidige convenants beschikken over het vereiste minimale inwonersaantal. In de overgangsbepalingen werd bovendien ingeschreven dat voor elke convenant voor de periode 2015 - 2020 minstens hetzelfde subsidiebedrag zal worden toegekend als het bedrag dat op basis van het huidige decreet wordt ontvangen.
Een laatste wijziging is tenslotte dat een convenant minstens een periode van 3 jaar moet beslaan. Er kunnen geen aanvragen meer ingediend worden om een cultureel-erfgoedconvenant te sluiten voor de laatste 2 jaar van de beleidsperiode.
Er moet pas rekening gehouden worden met deze wijzigingen wanneer er een nieuwe aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend. Alle bestaande cultureel-erfgoedconvenants blijven van kracht tot eind 2013 (voor de provincies en Antwerpen, Gent, Brugge die een aanvraag indienen conform de procedure van het Planlastendecreet – de huidige beleidsperiode eindigt hier één jaar vroeger), of tot eind 2014 (voor andere gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden – wanneer de huidige beleidsperiode eindigt). Let wel dat er voor de periode 1 januari 2014 – 31 december 2014 geen nieuwe cultureel-erfgoedconvenants meer gesloten kunnen worden.
Voor de toekenning van subsidies aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) zijn er geen wijzigingen. Er werd een nieuw cultureel-erfgoedconvenant gesloten voor de beleidsperiode 2012-2016.
2. De subsidiëring van cultureel-erfgoedorganisaties
Het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet voorziet hier volgende wijzigingen:
a) Organisaties kunnen twee keer per beleidsperiode van 5 jaar een aanvraag doen voor werkingssubsidies: ofwel voor de volledige beleidsperiode, ofwel voor de laatste 2 jaar van de beleidsperiode.
b) De criteria en de voorwaarden om een werkingssubsidie te ontvangen werden waar mogelijk vereenvoudigd, maar blijven inhoudelijk dezelfde.
c) De notie interculturaliteit wordt verruimd naar duurzaamheid en maatschappelijke en culturele diversiteit.
d) Er kunnen sancties opgelegd worden die in verhouding staan tot de vastgestelde inbreuk. In het huidig decreet is de enige mogelijke sanctie het terugvorderen van de volledige subsidie.
Er moet pas rekening gehouden worden met de wijzigingen van de criteria en voorwaarden wanneer een nieuwe aanvraag voor werkingssubsidie wordt ingediend.Alle bestaande beheersovereenkomsten blijven verder van kracht tot de beleidsperiode afloopt.
e) Voor collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties die een indeling bij het Vlaamse niveau willen aanvragen (musea en culturele archieven) vereenvoudigt de procedure: de indeling bij het Vlaamse niveau en de toekenning van een werkingssubsidie gebeuren voortaan tegelijk.
Dit heeft als gevolg dat de musea op 15 juli 2012 geen aanvraag meer moeten indienen voor indeling bij het Vlaamse niveau voor de periode 2014 - 2018. Aanvragen van musea voor indeling bij het Vlaamse niveau en de toekenning van een werkingssubsidie voor de periode 2014 – 2018 moeten ingediend worden in de loop van 2013 (exacte datum nog te bepalen in het uitvoeringsbesluit).
Voor de culturele archiefinstellingen die in 2011 ingedeeld werden bij het Vlaamse niveau blijft de procedure van het huidige decreet nog van kracht voor de toekenning van de werkingssubsidies voor de periode 2013 - 2017. Zij dienen dus op 1 april 2012 een aanvraag in voor werkingssubsidies voor de periode 2013 – 2017 volgens de bestaande procedure.
f) Het instrument van de projectsubsidies wordt uitgebreid: organisaties die een werkingssubsidie ontvangen kunnen ook projectsubsidies aanvragen voor grote internationale projecten.
g) Daarnaast worden er, voor organisaties die een werkingssubsidie ontvangen, ook projectsubsidies voorzien voor internationale projecten die cofinanciering vereisen. Deze maatregel wordt voorzien om de cofinanciering te ondersteunen die bijvoorbeeld door de Europese Unie gevraagd wordt in het kader van het Europeana-subsidieprogramma.
Deze wijzigingen worden van kracht vanaf de projectsubsidies voor projecten die starten in 2013.
Hoe verloopt de verdere procedure?
Het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet wordt op 13 januari 2012 opnieuw voorgelegd aan de Vlaamse Regering en nadien voorgelegd aan de Strategische Adviesraad voor Cultuur (SARC) en de Raad van State. Na definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering wordt het ontwerp ingediend bij het Vlaams Parlement. Na goedkeuring door het Vlaams Parlement (voorzien in het voorjaar van 2012) wordt het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet van kracht.
In de loop van 2012 zullen de uitvoeringsbesluiten bij het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet ter goedkeuring voorgelegd worden aan de Vlaamse Regering.