Herlees hieronder de lezing van Wivina Demeester-Demeyer, voorzitter van het Vlaams Architectuurinstituut, tijdens de Avond van de Architectuur op donderdag 18 september 2014. Bekijk hier de sfeerbeelden
Dames en heren,
Vandaag mag ik u in mijn bescheiden rol als voorzitter van deSingel en van het VAi welkom heten bij de voorstelling van het 11de architectuurboek, dat we sinds het 10de geen jaarboek meer noemen, omdat het altijd weer een verhaal is over architectuur in en van Vlaanderen, nationaal en internationaal. Het is niet gebonden aan een jaar, het is een statement over architectuur en over het leven midden in de architectuur vandaag.
Geert Bekaert, de door ons allen zeer gewaardeerde kunst- en architectuurcriticus en eerste voorzitter van het VAi had het ooit over ‘de sublieme nutteloosheid van de architectuur’ en hij leerde mij dat je enkel spreekt over goede (of geen goede) architectuur. Architectuur en litteratuur hebben volgens hem een en ander gemeen: hij laat de doordeweekse beleving van de bewoner en van de lezer primeren t.o.v. het uitzonderlijke werk van de architect of de auteur. In dit architectuurboek primeert de bewoner, de gebruiker en de bouwheer. Sluit de stelling van b0b Van Reeth: ‘architectuur is niet interessant’ daarbij niet perfect aan? “Architectuur is te ‘ernstig’ om alleen aan architecten over te laten, want we zijn met velen om de ruimte te ordenen, of beter, om de ruimte te gebruiken. Misschien zijn architecten wel nodig om ruimte te laten.” Aldus b0b Van Reeth in 1995.
Het architectuurboek dat u straks wordt voorgesteld door Christoph Grafe en de redactie sluit bij deze gedachten perfect aan en is buitengewoon in het gewone. Het is doorleefd met gewone dagelijkse dingen. Het mag al eens gewoon zijn, want er zijn zoveel goede elementen in dat gewone. In het boek vind je een grote ambitie en een sublieme vindingrijkheid; het is een getuigenis middenin de samenleving. Vele aspecten komen aan bod, de zorgcultuur, de wooncultuur, het onderwijs en de ruimtelijke invulling, zelfs het containerpark krijgt zijn plek. Het getuigt van artistieke ambitie en maatschappelijke betrokkenheid als reactie tegen een (vroeger?) overheersende cultuur die maatschappelijk engagement inruilt voor sterrenarchitectuur. Het getuigt van alledaagse ervaringen ingebed in de samenleving. Het gaat over een ingebedde architectuur met interesse voor het alledaagse en het gewone. Daarenboven toont dit boek waarin Vlaanderen groot kan zijn in gewone dingen. Ook in het buitenland is er die Vlaamse aanwezigheid, meer nog de architectuur uit Vlaanderen wordt in het buitenland opgemerkt en beschreven.
Het is ook een belevingsboek, waarin je veel leest en beleeft in de foto’s van Harry Gruyaert. Foto’s die een verhaal vertellen. En dan citeer ik opnieuw Geert Bekaert ‘Wie nog niet gelooft dat architectuur verhalen kan vertellen, echte verhalen, heeft nu geen excuus meer’. 1985
Het is ook een boek dat het durft te hebben over de toekomst, m.n. door en over de ‘Pilootprojecten Wonen’. Met de pilootprojecten geïntroduceerd door Peter Swinnen, worden vele verwachtingen gecreëerd, voor nieuwe sleutelsectoren als energie, wonen, zorg en landbouw om vernieuwende oplossingen te ontwikkelen en te realiseren. Zeker op het vlak van collectieve woonvormen kan hiermee in Vlaanderen een lacune worden ingevuld.
Christoph Grafe was profetisch toen hij in tempore non suspecto het slot van zijn redactioneel schreef: ‘de centrale rol van de Vlaams Bouwmeester valt niet te onderschatten. Hij is bemiddelaar en gespreksleider tussen opdrachtgever en architect. Hij geeft de aanzet voor debat over toekomstige strategieën en speelt een rol als adviseur voor beleidsmakers en politici. Dat niet iedereen met het advies instemt, is onvermijdelijk. De overduidelijke productieve kracht van de Vlaamse architectuurcultuur is een bewijs van de vele voordelen die de gezamenlijke acties van institutionele en individuele actoren opleveren. Een ingebedde architectuur houdt in dat we samen risico’s durven nemen en ons engageren in een collectieve éducation permanente.’
Dames en heren,
Het architectuurboek is inderdaad een bewijs dat we groots zijn in kleine dingen door het ambitieniveau dat 3 bouwmeesters hebben ontwikkeld. De werking van het TVB kan u uitvoerig lezen op hun website. Aan de ganse Vlaamse Regering en aan elke minister afzonderlijk wil ik graag die boodschap brengen, wij hebben tot op heden goede, jawel zeer goede bouwmeesters gehad. Bouwmeesters moeten eigenzinnig zijn, ja zelfs wat controversieel, ze mogen uitdagen en moeten daarom ook onafhankelijk kunnen functioneren. Dat waren ze, zijn ze en moeten ze blijven. ‘De instelling van het bouwmeesterschap in Vlaanderen betekende voor de overheid als opdrachtgever van architecturale projecten en bouwopdrachten een keerpunt.’ schreef Marcel Smets in 2008 in de inleiding tot het Vlaams bouwmeesterschap 1999-2005. Dat keerpunt mogen we niet terugdraaien.
Elke Vlaams bouwmeester heeft en had zijn eigenheid. Het resultaat van de open oproep, ingevoerd door b0b Van Reeth en internationaal geprezen, geselecteerd onder leiding van de verschillende bouwmeesters en waarvan er in dit architectuurboek vele projecten te zien zijn, toont de kracht aan van het onafhankelijk bouwmeesterschap horizontaal georganiseerd. Er is zelfs meer de architectuurcultuur in Vlaanderen is globaal sterk beïnvloed door het Vlaams bouwmeesterschap. Tevens is de meesterproef van b0b Van Reeth een instrument gebleken om jonge architecten aan hun trekken te laten komen. Ook de Prijs Bouwheer, die onder Marcel Smets een uitgesproken stedenbouwkundig accent kreeg is van onschatbare waarde.
Die bouwmeesters hebben gelukkig elk hun eigenheid. Ze zijn oh zo verschillend, ze hebben echter een ding gemeen ‘ze zijn schoon en groot en weten wat ze willen’. Volgend jaar zullen we starten met een nieuw (en naar we hopen) onafhankelijk en horizontaal georganiseerd Vlaams Bouwmeester. En jawel het is misschien wel tijd voor een vrouw. Ze mag klein zijn en misschien ook dapper, maar ze moet vooral visionair en eigenzinnig zijn in architectuur ten dienste van onze samenleving.
Dames en heren,
‘De bouwmeester zou op bepaalde momenten een project moeten kunnen opeisen, nu is dat niet zo, de bouwheren werken op basis van vrijwilligheid. Er zijn belangrijke projecten die ontsnappen aan de maatschappelijke discussie. Ik vraag me af waarom kwaliteit bij sommige projecten geen rol hoeft te spelen.’ Tot zover b0b Van Reeth in ‘Een bouwmeester bouwt niet in 2005, herhaald op de laatste pagina van de ‘zeven memo’s voor een verlichte bouwcultuur’ van Peter Swinnen bij zijn aantreden.
In de inleiding tot de ambitienota van Peter Swinnen schrijft de toenmalige Viceminister-president Geert Bourgeois ‘De Vlaamse overheid werkt sinds het aantreden van de eerste Vlaams Bouwmeester in 1999 onafgebroken aan een excellent architectuurbeleid en aan een voorbeeldig bouwheerschap. De resultaten zijn er. Zowel bij de centrale als bij de lokale overheden is een breed draagvlak voor kwaliteitsvolle architectuur gecreëerd….’ Aan de MP wil ik graag zeggen: Mijnheer de MP, ik mocht u hier 14 dagen geleden ontmoeten bij de voorstelling van ‘van den Vos Reynaerde’. Ik leerde een erudiet en geïnteresseerd cultuurmens kennen. Ik geloof erin dat uw overtuiging van 4 jaar geleden over het Vlaams Bouwmeesterschap kan verder gezet worden en dat de zin in het regeerakkoord kan vertaald worden in een nog steeds onafhankelijk Vlaams Bouwmeester, horizontaal geoorganiseerd met de oprichting van bijvoorbeeld een Bouwmeesterraad, zoals omschreven in diezelfde ambitienota van Peter Swinnen. Ik citeer: ‘Om te vermijden dat we gaandeweg in onze gedachten of ambities zouden verdwalen, zullen visies, acties en doelstellingen van het TVB zowel inhoudelijk als operationeel onderworpen worden aan de externe blik van een groep experten…..De experten die erin zetelen zal worden gevraagd om wars van dogma’s te reflecteren over wat ons allen bezighoudt, namelijk de ontwikkeling van een intelligente, genereuze en toekomstgerichte bouwcultuur.’
Dames en heren,
Ik blijf rotsvast geloven in het inzicht en de wijsheid van de Vlaamse Regering om een onafhankelijk en horizontaal georganiseerd Vlaams Bouwmeesterschap te behouden. Ik zal met de kracht van mijn overtuiging, gesteund door u allen deze boodschap overbrengen.
En ik eindig met wie ik begon, met een citaat van Geert Bekaert bij een lezing in Dordrecht 1988, over de betekenis van de architectuur in de maatschappij, meer dan ooit van toepassing voor een samenleving en een overheid die inzet op werk, op creativiteit en op investeren:
‘Als men, even maar, bedenkt hoeveel burgers er van architectuur leven, van de bouwvakkers tot en met de architect en, niet te vergeten, de architectuurcriticus; als men nagaat hoeveel er dagelijks aan mankracht en aan materiaal in geïnvesteerd wordt, in het gebouw zelf en in alles wat ermee te maken heeft; als men ziet hoe voor de levenden, mensen, dieren en planten, van ‘s morgens tot ‘s avonds, jaar in jaar uit, over de hele wereld, architectuur een elementaire noodzaak geworden is, dan kan niemand, welk standpunt hij ook inneemt, over de betekenis van architectuur voor de maatschappij nog enige twijfel koesteren.’
Het 11de architectuurboek hebben we te danken aan de samenstellers, de auteurs, de architecten, de opdrachtgevers en zeker de Vlaams Bouwmeesters en hun team. Daarom is deze avond een feest van en voor de architectuur, dit is een feest dat je leest, ervaart en beleeft in dit 11de architectuurboek, dit is een feest in en buiten Vlaanderen.
Wivina Demeester-De Meyer
18-09-2014