Het Koning Albertsfonds (KAF) was een autonome openbare instelling die al in 1916 was opgericht binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken om de bevolking in de eerste fase van de wederopbouw te voorzien van noodwoningen. De organisatie zou een log apparaat blijken, dat niet kon beantwoorden aan de grote vraag door de moeizame aanlevering van bouwmaterialen en een te klein budget. De gemeenten en hun inwoners werden op hun beurt opgezadeld met hoge huurprijzen.
Het Koning Albertsfonds verwerkte de aanvragen, gaf de opdracht tot het bouwen van de woningen en inde de huur. De Hoog Koninklijke Commissarissen en vooral de Toegevoegde Hoog Koninklijke Commissarissen van de Dienst der Verwoeste Gewesten namen voor een groot stuk de eigenlijke organisatie op het terrein voor hun rekening.
Aan het tekort aan barakken van het Koning Albertsfonds werd tegemoetgekomen door het systeem van voorlopige woningen van Minister van Binnenlandse Zaken Jules Renkin. Die was overigens zelf voorzitter van de organisatie. In 1925 ging het Koning Albertsfonds in vereffening.
Van het Koning Albertsfonds is in de gemeentearchieven doorgaans een aanzienlijk dossier terug te vinden. Daarin zit voornamelijk briefwisseling over het toekennen van de barakken, het innen van de huur, verplaatsingen, veranderingen van functie, herstellingen, verkoop, en dergelijke meer. Daarnaast zijn ook de huurstaten vaak goed bewaard. De aanzienlijke rol van de Hoog Koninklijke Commissarissen en hun toegevoegden in het beheer van de barakken blijkt uit de uitvoerige correspondentie van de commissarissen met de gemeenten hierover.
In de briefhoofden wordt gewag gemaakt van een Pachtdienst, een Woningendienst (Bestuur der Woningen) en een Rekendienst. Er is ook sprake van provinciale afdelingen (Provinciedienst, Sectieoverste, Gewestelijke Dienstoverste). Verder zijn de brieven voornamelijk afkomstig van het Secretariaat van de Beheerraad en van de Algemene Bestuurder.