In Brussel staat een huis. Het heeft een negentiendeeeuwse, elegante neoclassicistische gevel. De waardigheid zet zich voort in de inkomdeuren voorzien van messing drakenkoppen, die openzwaaien en de bezoekers welkom heten. De drakenkoppen kondigen het al aan: hier gaat iets gebeuren. Niets is wat het lijkt en bevreemding is het doel.
De inkomhal voelt als een buitenruimte. Linksaf gaat men de stadswoning binnen, door de verglaasde vleugeldeur geflankeerd door wandlampen in de vorm van griffioenen. Het was bijna honderdvijftig jaar een drukkerij, Maison Goemaere, Editeur Imprimeur du Roi, depuis 1850. Nu huisvest het Namahn, een bedrijf dat user-centered design technology ontwikkelt. Houten vloeren, paneeldeuren, stucplafonds, een sierlijke trap slingert naar boven, verlicht door, een lantaarn. In de witte kantoorruimten met hoog plafond zijn zwarte elementen geplaatst, als donkere eilanden in de ruimte. Ze vormen de persoonlijke werkruimten, voorzien van boekenkast en bureau, de tables de réflexion. In een spiegel ziet de werknemer zijn aangezicht gereflecteerd. Op de trap bieden grote vensters zicht op wat er zich achter het herenhuis bevindt: een langgerekte loods met transparant dak geflankeerd door andere ruimtes. Op de eerste verdieping weer de zwarte eilanden. Dan verder naar boven, naar het appartement van de eigenaar en zijn gezin. Door de vele doorkijken blikt hij als een conciërge op zijn pand en zijn medewerkers. In elke slaapkamer is een witte kast, opgebouwd als een trap, voorzien van een patroon van vierkanten, het bovenste blok afgesloten met een sleutel om geheimen te bergen. Met een ladder kunnen de bovenste blokken worden bereikt. Nog hoger in het herenhuis leidt een steile trap naar de enorme leefruimte, met meterslange tafel, kussens aan de wanden en een groot dakterras met, nogmaals, uitzicht op de loods. Terug naar beneden, de bibliotheek met gaten in het verlaagde plafond, die niet recht erboven uitgeven op een lichtkoepel, maar licht opzijgeschoven zijn. De binnenplaats tussen loods en herenhuis, waar in een wensput een steentje 17 meter naar beneden valt. In de loods, die ook als buitenruimte aanvoelt, staan fietsen. Je kunt afdalen naar een tweede bibliotheek, een donkere ruimte met laag plafond, waar 25-wattlampjes een sfeer van rust en terugtrekking scheppen. Een trapje leidt naar dehouten vloer met vering, die ook dansvloer is. Is dit nog binnen of buiten? In de donkere massakachel, een zogenaamde Rocket Stove, branden lange latten zich langzaam korter. Zij verwarmen het betonnen blad en de kookplaat. Zij verwarmen ook de ruggen van de bezoekers. Het warme hart van de ruimte, waar niemand danst. Grote houten deuren scharnieren in het midden naar de ontwerpruimte. Meer deuren, maar zij leiden nergens toe. Ze zijn wit en staan voor een grijze muur. Het zijn magneetborden, schrijfborden of tafelbladen. Soms zijn ze ook zwart. Ze zijn gedragen door schragen met naar binnen gedraaide poten. Er is nog meer flexibel. Het plafond heeft gaten die van plaats kunnen wisselen. Dan kijken we in een rood spiegelend veld aan de ene zijde van de ruimte. Het spiegelt het groene veld aan de overkant. De bevreemding sublimeert. Terug in de loodsruimte nog meer vermaak en bevreemding: lage toiletten hebben hoge deuren, de vloer van een rustpatio is bekleed met grafstenen. Klimmend de trap op zijn de oude kantoren van de drukkerij met guillotinevensters weer intact
gemaakt.
Er was geen masterplan. Het project ontstond langzamerhand, de wensen van de gebruikers volgend, met voortdurend de mogelijkheid voor verandering. De ruimtes zijn steeds apart aangepakt, over een periode van vijftien jaar. Er werkten verschillende architecten aan het project, de meester en zijn leerlingen. Is het een spel wat hier gebeurt? Worden de bezoekers getrakteerd op een vermaak als in bijvoorbeeld Villa d’Este in Tivoli, waar wandelend in de tuinen steeds weer nieuwe elementen van water, sculptuur of trappartijen de bezoeker verrassen? Of als de folly’s in achttiende-eeuwse Engelse tuinen? We zouden kritiek kunnen geven op het eclectische karakter, het gebrek aan eenheid. Dit zou het ontwerp kunnen verzwakken, maar hier is het de kracht. De verscheidenheid, het gebruik van de ruimte staat centraal in de langzame aanpassingen en maakt haar coherent in haar ensemble, het maakt dat de architectuur is als een verhaal. Er is bovendien een overheersend concept. Wim Cuyvers, de architect die het project initieel toegewezen kreeg, werkt vanuit een poëtische en existentialistische filosofie aan zijn ontwerpen. De dood, het efemere van het bestaan, het vreemde en onvoorspelbare zijn in al zijn projecten te vinden. De inspiratie die hij opdeed in romans van Bataille, Duras en Céline komt ook hier naar voren. Zijn jonge gezellen bouwen hierop voort, maar niet vanuit die filosofie, die uiteraard zijn filosofie is. Zij gaan eerder voor mooi en misschien meer voor sprookjesachtig, zoals de kasten met ladder. Cuyvers, vanuit Frankrijk de dirigent van de uitvoering, laat steeds meer los. Zo behouden ze het eclecticisme, maar zonder de existentiële laag. Ook de bouwheer koos niet voor het existentiële. Hij wilde een gebouw dat verhalen zou vertellen. En dat doet het. Zijn eerste wens was het creëren van de centrale ruimte, functionerend als een marktplein en als verbinding tussen publiek en privaat. Daarnaast vond hij het creatieve, organische en verrassende goed aansluiten bij en versterkend werken op het dynamische van het bedrijf, iets wat ook op klanten wordt overgebracht. Het project speelt met zijn beschouwer, hij waant zich in een negentiende- eeuws herenhuis, maar donkere bureaus en wijkende lichtkoepels werken verstorend. Deuren blijken wanden, kille buitenruimte wordt warme binnenruimte door alweer een donker eiland, de kachel. Gespiegelde aanblikken tijdens het werk creëren een portret, tijdens overleg gereflecteerd in rood of groen, een driedimensionale blik op de onbereikbare oneindigheid, bij terugtrekking spiegelt de vergankelijkheid in de grafstenen. Werk en kunst gaan samen in deze ideale wereld, privaat en publiek, terwijl medewerkers typen, maken anderen kleren, muziek, foto’s, danst er iemand op de dansvloer. Een steeds veranderend organisch project waar eenieder zijn eigen verhaal creëert.
- Sigrid de Jong
Grensstraat 21
1210 Brussel
België
01-04-2009