Met de herstelbetalingen voor het vernielde hospitaal bouwde de openbare onderstand in 1934 een nieuw Sint-Jansgasthuis op de zuidrand van het dorp. Het bescheiden gebouw was al moderner dan de typische wederopbouwarchitectuur. Het OCMW gaf Poot Architectuur de opdracht het gasthuis met noodwoningen te renoveren en naar hedendaagse standaarden te brengen. Sarah Poot en haar collega’s herleidden het aantal woonunits van het ‘gasthuis’ van twaalf naar zeven en voegden enkele gedeelde voorzieningen toe, zoals een collectieve wasplaats en een fietsenberging. Ze herstelden ook de kruisvormige circulatie op de twee verdiepingen en verplaatsten de trap naar een achthoekige, opengewerkte annex buiten het gebouwvolume. De combinatie van wit en roestrood werd ontleend aan het bestaande gebouw. Poot noemt de annex een vormelijke knipoog naar de lokale achttiende-eeuwse duiventoren van de verder grotendeels verdwenen abdij. Die referentie toont de ongedwongen houding van de ontwerpers ten aanzien van het erfgoed, maar de duiventoren is vooral ook een goede leessleutel voor het trappenhuis als een bijna autonoom architecturaal object, als een mooi geconstrueerde kiosk of een prieel dat eigenlijk overal zou kunnen staan.
Deze tekst is gebaseerd op het essay van Maarten Liefooghe, dat werd gepubliceerd in het Architectuurboek Vlaanderen N°14. Wanneer attitudes vorm krijgen.
Gasthuisstraat 2
8647 Lo-Reninge
België
januari 2019