Deze woning is een product van de nevelstad, waarbij het onderscheid tussen stadscentrum en periferie steeds minder duidelijk wordt. De jonge bouwheer verliet Gent, omdat hij niet langer wilde pendelen naar een bedrijventerrein langs de autostrade bij Kortrijk, de willekeurig gekozen netwerklocatie van zijn firma. In de buurt van zijn bedrijf, op een plek met een weids uitzicht over het omliggende landschap, vond hij een oude melkerij. In dit compacte, industriële gebouw, dat was getransformeerd tot een folkloristische taverne, wou hij een hedendaagse woning realiseren waarvan alle ruimtes in principe gelijkwaardig zijn, zoals in een loft.
Het gebouw heeft weinig rurale charme of erfgoedwaarde en staat daarom onverschillig ten opzichte van het ideaalbeeld van een landelijk leven. In die context moesten de ontwerpers op zoek naar een manier om de bestaande structuur binnen een nieuwe constellatie te laten renderen. Uit de afbraak van een tot de verbeelding sprekende schoorsteen blijkt dat ze zich niet wilden laten beknotten door een sentimenteel respect voor het oude gebouw. Het volume daarvan – monolithisch aan de straat en gedifferentieerd aan de tuin – bleef weliswaar grotendeels behouden, maar verder toont het nieuwe gebouw nog maar weinig sporen van zijn voorgeschiedenis. Waar vroeger een dansvloer lag, is nu een grote vide uitgespaard. Daarrond is het woonprogramma over vier ongelijke vleugels verdeeld. Dankzij die ingreep wordt er, veel effectiever dan door het rustieke metselwerk met karrenwielen en melkkitten waarmee de dansvloer vroeger was omgeven, een air van ongedwongen pragmatiek opgeroepen.
De woonruimte beslaat drie afzonderlijke ruimtes, en een tussenzone of wintertuin. De zitruimte op het niveau van de inkom verhoudt zich tot de patio en wintertuin als een podium. Rechts bevindt zich de enorme keuken, helemaal gericht op een gekaderd beeld van het landschap. Links, wat lager dan de patio, is nog plaats voor een bureau, vanwaar een opening tussen twee vleugels een uitzicht op de tuin en het landschap biedt. Het ontwerp is gekenmerkt door de verwevenheid van tegenstrijdige planschema’s. Enerzijds is de woning lichtjes opgetild ten opzichte van haar omgeving en wekt ze door de grote raamopeningen en regelmaat in haar façades de indruk een villa te zijn die zich op het landschap richt. Anderzijds vormt een besloten patio het hart van het huis. De tuinzijde van die patio wordt bezet door een klein volume dat als enige een verdieping kreeg en dat als een zelfstandige woonunit fungeert in het geheel. Beneden bevindt zich een tweede zitkamer, boven een gastenkamer met eigen sanitair. Vanuit de zithoek aan de straat kan men over de patio en door twee tegenover elkaar geplaatste ramen de tuin zien. Langse zichten vanachter het bureau, vanuit de zitruimte en uit de keuken doorsnijden het volume en verrijken het huis met de visuele dichtheid van een doorzonwoning.
De combinatie van reserves tegenover een omgeving en een hedonistisch plezier in een landschap verleent het huis een onverwachte complexiteit. Het hybride karakter dat het gebouw aan zijn uiteenlopende functies overhield, hebben de ontwerpers nog verrijkt met verrassende vista’s, die samen met de onduidelijke begrenzingen van de kamers een sfeer van ontspannen huiselijkheid scheppen.
Benjamin Eggermont