Daklozen zijn een kwetsbare groep. Dat maakt het ontwerp van een opvanghuis voor daklozen tot een ingewikkelde opgave. Een stad is er niet altijd trots op en vaak zijn deze instanties dan ook in onooglijke gebouwen gehuisvest, die vooral niet de indruk mogen wekken dat de bewoners hier worden verwend. De term ‘pension’ verwijst vooral naar wat het niet mag zijn: het mag geen hotel of woning lijken, maar dan ook weer geen ziekenhuis. Het is de bijzondere verdienste van BULK architecten dat zij deze gevoelige opdracht – in een naar eigen zeggen optimale samenwerking met de opdrachtgeefster en de aannemer – hebben kunnen omzetten in iets wat het volgens hen wel moest zijn: een plek die welkom heet.
Het gebouw maakt allereerst een gebaar naar de stad Antwerpen. De site bevindt zich in de negentiende-eeuwse stationswijk, aan een van oorsprong chique stadsstraat waarin grootschalige nieuwbouw op enkele plekken het oorspronkelijke gevelritme verstoort. BULK restaureerde twee stadshuizen en voegde links ervan drie nieuwbouwpanden toe, die de oude kavelbreedte weer oppakken. Onder het middelste pand bevindt zich een doorgang naar zowel de hoofdentree als een binnentuin met een paviljoen voor de daginloop. Ook met de gevelmaterialisatie richt BULK zich op de context. Voor de plint kiezen zij geen hardsteen maar geschuurd beton. Daarboven imiteren standaardstoeptegels het gestucte cassettepatroon van de buurpanden, tevens een subtiele verwijzing naar de straat, een plek die de doelgroep vertrouwd is. Vanaf de eerste verdieping is het traditionele stucwerk vertaald in eenvoudig gemetselde betonsteen. Hier en daar brengt een groene, glimmende tegelwand de oorspronkelijke wachtgevers in herinnering. Het is een vleugje luxe of, zoals de architecten het zelf omschrijven, een Armani-das boven een C&A-pak.
Poort en entree vormen een ingenieus opgevat knooppunt, waarbij de transparante ‘winkelpui’ zowel veiligheid biedt als een uitnodigende ingang is tot de kantoren en de gemeenschappelijke ruimtes. Deze liggen op de piano nobile, waar een doorlopende gang soepel oude en nieuwe interieurs aan elkaar rijgt. Hierboven bevinden zich de kamers en appartementen, die aan bijzondere voorwaarden moesten voldoen. Zo moesten ze hoog genoeg zijn om vieze geuren te laten opstijgen, moesten alle oppervlakken ‘hufterproof’ en afwasbaar zijn en moesten alle materialen tegen ongedierte bestand zijn. De plafondhoogtes garanderen lichte kamers, de bamboe lambrisering en de tegelkleur roepen onmiskenbaar associaties op met een pension en zijn wederom een klein gebaar van luxe. Ook de daktuin, met banken, plantenbakken en ook daar weer groene tegeltjes, is zo’n gebaar. Het dakterras tilt de bewoners letterlijk even boven het harde straatleven uit en het uitzicht biedt hun de verrassing van een verborgen neobarokke kerk in het binnenblok.
De voortdurende dialoog met de omgeving verknoopt de bewoners met hun stad, vanuit de overtuiging dat zij er een wezenlijk onderdeel van zijn. De moeite die de architecten zich getroostten en de betekenis die zij met hun materiaalkeuze aan het project gaven, leveren een leefomgeving op die waardigheid geeft aan de bewoners, onder wie zich naast alleenstaande mannen, inmiddels ook vrouwen met kinderen bevinden die hun thuissituatie zijn ontvlucht. Volgens de medewerkers van de opvang gaan de bewoners ‘relatief lief’ om met het gebouw. Deze bescheiden blijk van waardering laat zien dat BULK de juiste toon vond.
- Eireen Schreurs
Dit project is gepubliceerd in het Architectuurboek Vlaanderen N°14. Wanneer attitudes vorm krijgen
Van Schoonhovenstraat 76-82
2060 Antwerpen
België
december 2018