Find myself a city to live in. De Smet Vermeulen architecten

Persbericht
, ,
Copyright

In de tentoonstelling Find myself a city to live in bestuderen architecten Henk De Smet en Paul Vermeulen de impact van de architecturale ingreep op de vorm en het gebruik van de stad; een evenwichtsoefening tussen continuïteit en verandering.

Zonder architectuur geen stad. De stad speelt een belangrijke rol in het oeuvre van het Gentse bureau De Smet Vermeulen architecten. Voor zijn ontwerpen laat het architectenduo zich vaak inspireren door alledaagse stedelijke fenomenen die op het eerste zicht geen bijzondere meerwaarde hebben. Paul Vermeulen: “We willen het gewone zo opwaarderen, dat het niet meer banaal is.” De projecten waaraan zij sinds de oprichting van hun bureau eind jaren tachtig hebben gewerkt, illustreren deze houding: composities en constructies waarin gewone elementen een nieuwe betekenis krijgen en architectuur die in dienst staat van de openbare ruimte.

"We willen het gewone uit de banaliteit tillen."

- De Smet Vermeulen architecten

Stedenbouw van onderop. De Smet en Vermeulen kiezen bewust voor een breed werkveld, dat ook stadsontwerp en adviserende studies omvat. Ze zien het architectuurproject als ‘stedenbouw van onderop’. Zo ontwierpen en bouwden ze de kantoren van de Vlaamse Milieumaatschappij in Aalst, een modelproject voor stadsvernieuwing en duurzaam bouwen bekroond met de Belgian Building Award en de Prijs Bouwheer (2005). In Antwerpen waren zij als architecten van een kinderdagverblijf en een woonzorgcentrum betrokken bij het project Intergenerationeel Wonen LinkerOever (IGLO). IGLO kreeg begin 2015 de Prijs Wivina Demeester voor excellent bouwheerschap 2014.

Vermeulen benadrukt dat de link met andere architectenbureaus minstens even belangrijk is als de interne synergie binnen zijn eigen bureau. Hij vergelijkt het met de wereld van de klassieke muziek: “Veel van de projecten in de tentoonstelling kwamen tot stand in samenwerking met andere ontwerpers. Soms werkten we verder op iemands masterplan of kozen we een gezamenlijk thema, waarrond zich, net als in kamermuziek, een ensemble vormt.” En dat is een bewuste keuze. Vermeulen: “Omdat de stad an sich een gedeeld idee is, moeten ingrepen in de stad het resultaat zijn van dezelfde gedachte; samen met anderen overwogen, doorgepraat en vormgegeven.”

Stedenbouw van onderop. De Smet en Vermeulen kiezen bewust voor een breed werkveld, dat ook stadsontwerp en adviserende studies omvat. Ze zien het architectuurproject als ‘stedenbouw van onderop’. Zo ontwierpen en bouwden ze de kantoren van de Vlaamse Milieumaatschappij in Aalst, een modelproject voor stadsvernieuwing en duurzaam bouwen bekroond met de Belgian Building Award en de Prijs Bouwheer (2005). In Antwerpen waren zij als architecten van een kinderdagverblijf en een woonzorgcentrum betrokken bij het project Intergenerationeel Wonen LinkerOever (IGLO). IGLO kreeg begin 2015 de Prijs Wivina Demeester voor excellent bouwheerschap 2014.

Vermeulen benadrukt dat de link met andere architectenbureaus minstens even belangrijk is als de interne synergie binnen zijn eigen bureau. Hij vergelijkt het met de wereld van de klassieke muziek: “Veel van de projecten in de tentoonstelling kwamen tot stand in samenwerking met andere ontwerpers. Soms werkten we verder op iemands masterplan of kozen we een gezamenlijk thema, waarrond zich, net als in kamermuziek, een ensemble vormt.” En dat is een bewuste keuze. Vermeulen: “Omdat de stad an sich een gedeeld idee is, moeten ingrepen in de stad het resultaat zijn van dezelfde gedachte; samen met anderen overwogen, doorgepraat en vormgegeven.”

“Doordat we de maquettes en plannen plaatsen op en rond tafels en stoelen in een uniform materiaal, ontstaat er een stedelijke ordening in de expo.”

- Paul Vermeulen

Tentoonstellingsruimte wordt architectenatelier. “Wij zijn contextualisten, we gebruiken een ruimte zoals ze is.” De werkwijze die Paul Vermeulen en Henk De Smet in nagenoeg al hun projecten hanteren, is ook in Find myself a city to live in duidelijk zichtbaar. De exporuimte van deSingel krijgt de look van een architectenatelier, compleet met tekentafels, plannen en maquettes. Om de sfeer van een atelier te benaderen kiezen de curatoren voor een open plan, zonder toevoeging van extra wanden. En toch benutten ze de ruimte optimaal. De vier binnenwanden, de twee ramen, de hoogte van de ruimte: allen worden ze uitgedaagd om meer te zijn dan enkel ‘structuur’ of ‘kader’.

De opstelling van de tentoonstelling refereert niet enkel aan een atelier, ze doet ook denken aan een stad. Paul Vermeulen: “Doordat we de maquettes en plannen plaatsen op en rond tafels en stoelen in een uniform materiaal, ontstaat er een stedelijke ordening in de expo.” Onder de tentoonstellingselementen bevinden zich een paar opmerkelijke objecten die op zichzelf bijdragen tot dit stedelijke karakter. Zo geven de grote doeken met tekeningen van Benoît Van Innis, een ontwerp voor het metrostation Maalbeek in Brussel, het gevoel dat je op je volgende metroaansluiting aan het wachten bent. Een element van de balustrades van de technische bruggen die De Smet en Vermeulen aanbrachten aan de Gentse spoorwegen zorgt dan weer voor een zicht op de stad dat anders alleen is weggelegd voor spoorarbeiders.

Perscontact

Vlaams Architectuurinstituut
Egon Verleye - communicatie & PR
M +32 486 21 17 74
T +32 (0)3 242 89 73
E egon.verleye@vai.be