vrouwelijke onderneemster, feminist en pedagoge
Céline Dangotte, geboren in 1883 als Celina Leopoldina Dangotte, was een vrouw van vele facetten, gekenmerkt door haar passie voor kunst, haar gedrevenheid in het sociale domein en haar avontuurlijke geest. Als dochter van de gerenommeerde handelaar Adolphe Dangotte (1858-1942) en Leopoldine Coppieters (1860-1912), was ze voorbestemd om in de voetsporen van haar ouders te treden in de wereld van handel en interieurontwerp. Haar ouders hadden een interieurzaak in Gent, La Maison D'Art Adolphe Dangotte s.a. . Na hun scheiding, richtte Céline samen met haar moeder een interieurzaak op in Brussel.
Gedurende haar studie aan het Instituut de Kerchove ontmoette ze Mabel Elwes, later Mabel Sarton, en zij werd haar meest vertrouwde vriendin. Tussen 1900-1903 ging ze op ontdekkingsreis. Haar reizen naar ondermeer Bonn, Londen en Parijs waren niet alleen bedoeld om nieuwe culturen te verkennen, maar ook om een internationaal netwerk op te bouwen dat cruciaal zou blijken voor haar toekomstige maatschappelijke en artistieke ambities.
In 1909 trad Céline in het huwelijk met Raymond Limbosch (1884-1953), een Brusselse dichter en filosoof. Hij stond bekend als paters familias en vriendelijke gastheer. Hoewel ze samen de zaak uitbaatte, was zijn rol toch eerder ondersteunend. Céline onderhield haar man en drie kinderen.
Later in haar leven verhuisde Céline naar een appartement in de Brusselse gemeente Vorst. Daar bleef ze tot op hoge leeftijd actief betrokken bij diverse kunstprojecten en maatschappelijke initiatieven, waarbij ze haar ervaring en invloed aanwendde ten behoeve van de samenleving die ze zo liefhad. Op 91-jarige leeftijd overleed ze (1975), maar haar nalatenschap van passie, visie en inspiratie blijft voortleven.
AD/CD werd in 1910 opgericht door Céline Dangotte in samenwerking met haar moeder. Na het overlijden van haar moeder in 1912 zette Céline de onderneming voort onder de naam 'L'Art Décoratif Céline Dangotte'. Gedurende de eerste helft van de 20e eeuw behoorde het bedrijf tot de toonaangevende interieurbedrijven in België, met een duidelijke visie als producent en motivator van talentvolle ontwerpers van eigen bodem.
In 1914 verhuisde de zaak naar een pand aan de Gulden-Vlieslaan, waar Céline een ambitieus traject begon. Ze wilde een onderneming creëren geïnspireerd op de Arts & Crafts-beweging, met als doel meubels te ontwerpen door en voor het volk. Het merendeel van haar werknemers bestond uit vrouwen, voornamelijk afkomstig uit de Brusselse bourgeoisie. Ook bood ze werkgelegenheid aan veroordeelde jeugddelinquenten en wezen uit het Brusselse Rationalistische Weeshuis, met als streven hen een betere toekomst te bieden en hen weer in de maatschappij te integreren. De verkoopsters kregen een percentage van de verkoop en er was zelfs een mogelijkheid om rente te ontvangen via een coöperatief systeem.
Het productaanbod was divers, variërend van meubels, decoratie en kunstvoorwerpen tot behangpapier en kinderspeelgoed. Daarnaast gaf de zaak publicaties uit, waaronder de gedichten van Céline's echtgenoot Raymond Limbosch. Met een internationaal klantenbestand en een sterk Brussels netwerk richtte AD/CD zich voornamelijk op de bourgeoisie, waaronder prominente namen als Pirenne, Otlet en Neuhaus.
Céline onderhield goede contacten met vooraanstaande architecten zoals Eugène Dhuicque, Fernand Bodson en Antoine Pompe, die objecten aankochten voor hun eigen projecten. Een van de doelstellingen van de zaak was om kunst ook bij kinderen te brengen.
In 1930 hoopte Céline nieuw leven in de zaak te blazen met een verhuizing naar de Charleroisteenweg. Ondanks de turbulente economische tijden in de jaren 30 wist de zaak stand te houden tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar sloot uiteindelijk in 1943 de deuren.
Céline Dangotte nam het voortouw in de oprichting van een meisjesatheneum in Gent, met als doel de meisjes voor te bereiden op hoger onderwijs. Samen met anderen trad ze toe tot de vrouwenbond van Roza de Guchtenaere en slaagde erin haar te overtuigen om vanaf 1907 les te geven aan de nieuwe school. Na de afstudering van de eerste groep meisjes aan het Athenée des Jeunes Filles in 1912, steeg het aantal meisjes aan de Rijksuniversiteit van Gent toe.
In 1908 ondernam Dangotte een tweede pedagogisch initiatief met de oprichting van een libertaire openluchtschool op het schiereiland Assels. Deze school was gebaseerd op de Methode Decroly van Ovide Decroly, waarbij lezen, schrijven en natuuronderwijs centraal stonden. Helaas was deze school van korte duur vanwege hevige oppositie van de pastoor van Drongen.
In 1909 lanceerde Dangotte het tijdschrift "Asselsch Blad", bedoeld voor arbeidersouders met kinderen, met educatieve artikelen over opvoeding.
In 1905 richtte een gemotiveerde groep oud-studenten van het Instituut de Kerchove de vereniging 'De Flinken/ Les Courageuses' op, een literaire en artistieke groep waar maatschappelijke standpunten werden besproken. Deze heterogene groep bestond uit vrouwen*, waaronder naaisters, bedienden en vooral onderwijzeressen. Ze zetten zich in voor vrouwenrechten, feministische literatuur, het onderhouden van talenkennis en stimuleerden elkaar in zelfstudie. Céline Dangotte was een spilfiguur in deze beweging. De groep was ook betrokken bij de groep Reiner Leven, opgericht door George Sarton. Hier werd gesproken over onderwerpen als vrij huwelijk, vrije liefde en de samenwerking tussen vrijzinnige mannen en vrouwen.
Als sleutelfiguur in het Belgische feminisme van vóór de Eerste Wereldoorlog, was Dangotte een actief voorstander van vrouwenrechten. In 1908 nam ze het voortouw in de strijd voor vrouwenkiesrecht, na het bijwonen van een lezing door Martina Kramers. Ze vertegenwoordigde de Union Belge pour le Suffrage des Femmes op het wereldcongres in Londen en werd voorzitster van de vereniging in 1910. In 1913 was ze medeoprichtster van de overkoepelende Belgische Federatie voor Vrouwenkiesrecht en speelde een actieve rol in de campagnes die de federatie net voor de Eerste Wereldoorlog startte.
Naast haar inzet voor vrouwenrechten, toonde Dangotte ook betrokkenheid bij het welzijn van kinderen. Ze nam het initiatief om in Gent een van de eerste volkskinderbibliotheken in Europa op te richten, waar zowel jongens als meisjes werden ondersteund, bijvoorbeeld bij huiswerk. In 1912 werd de kinderbibliotheek omgevormd tot een uitleendienst, maar werd later stopgezet vlak voor de Eerste Wereldoorlog. In 1920 was Dangotte medeoprichtster van de Brusselse kinderbibliotheek Heure Joyeuse. Haar betrokkenheid bij kinderwelzijn werd verder bevestigd toen ze als afgevaardigde van de Union Belge pour la Protection de l'Enfance bij de jeugdrechtbank van Brussel werd aangesteld na de invoering van de Wet op de kinderbescherming in 1912 door minister van Justitie Henri Carton de Wiart.
Céline Dangotte streefde actief naar creativiteit en innovatie door samenwerkingen aan te gaan met invloedrijke individuen, waaronder:
Mabel Eleanor Elwes, ook gekend onder Mabel Sarton (1878-1950), was een Britse ontwerpster gespecialiseerd in textiel. Naar school gestuurd in Gent om haar Frans bij te schaven, leerde Mabel Céline Dangotte kennen en werden ze samen lid van De Flinken. In 1904 werd ze geadopteerd door Dangotte's ouders. In 1911 werd Elwes officieel aangesteld bij de interieurzaak van haar adoptiemoeder, Léopoldine Coppieters.
Via De Flinken ontmoette ze haar latere echtgenoot Georges Sarton (1884-1956), een wetenschapshistoricus. Hoewel Mabel tijdens de Eerste Wereldoorlog naar de Verenigde Staten verhuisde, bleef ze een sterke band behouden met Céline, zowel op intellectueel als zakelijk vlak.
Ze bleef vanuit de VS ontwerpen leveren voor L'Art Décoratif Céline Dangotte en startte daar ook twee ondernemingen op waar onder meer haar ontwerpen voor borduurwerk en meubilair werden verkocht. Daarnaast doceerde Mabel aan verschillende scholen, waaronder de Winsor School in Boston. Haar dochter May Sarton (1912-1995) werd een bekende dichtster, romanschrijfster en autobiografe.
Haar archief is te vinden in het Stadsarchief van Gent, onder de Academie voor Schone Kunsten.
"She will live again, and be treasured for what she was"‐ May Sarton (1986) over haar moeder Mabel Eleanor Elwes. Ze was ervan overtuigd dat haar moeder een plaats in de kunstgeschiedenis verdiende.
Albert Van Huffel (1877-1935) was een architect en ontwerper, vooral bekend van zijn ontwerp van de Basiliek van Koekelberg. Tussen 1914 en 1931 werkte hij nauw samen met L'Art Décoratif Céline Dangotte (AD/CD). Hij bekleedde de functie van artistiek directeur bij AD/CD tussen 1919 en 1920. Op freelancebasis leverde hij ontwerpen voor de zaak. Een belangrijk deel van de winkelomzet van AD/CD kwam voort uit de verkoop van textiel. Van Huffel ontwierp ook textiel tijdens zijn samenwerking met AD/CD, maar helaas zijn deze tekeningen niet bewaard gebleven. Hierdoor blijft er onzekerheid bestaan over welke ontwerpen aan hem kunnen worden toegeschreven en welke aan Mabel Sarton. Zijn archief zit ondermeer in het Design Museum Gent.
Andere samenwerkingen
Het archief van Céline Dangotte wordt bewaard in:
Geraadpleegde bronnen: