Het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) nam, naar aanleiding van het project Stynen 2018, vijf interviews af met familieleden, collega’s en opdrachtgevers van Léon Stynen die ons een uniek inzicht geven in het leven en werk van de architect.
Van elk interview vindt u hieronder een korte samenvatting. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
De 91-jarige professor emeritus economische geschiedenis van de KU Leuven, baron Herman Van der Wee (1928) geeft een inkijk in de woning die hij samen met zijn intussen overleden echtgenote, historica Monique Verbreyt, liet ontwerpen door Léon Stynen en Paul De Meyer in het Land van Waas. Het interview geeft inzicht in het ontwerpproces van Stynen en De Meyer met veel aandacht voor de wensen van de individuele bewoner. Van der Wee getuigt dat de twee architecten ontwierpen tot in de details. Tuinaanleg, glasramen, deurklinken, smeedwerk, vast en los meubilair, tapijten en het patroon van de gevelbekleding of de badkamertegels hoorden onlosmakelijk bij het ontwerp. Het doel was altijd om een architecturaal geheel te creëren. Voor alle afmetingen in de woning werd resoluut de “modulor” gehanteerd, de maateenheid die de bekende Zwitsers-Franse architect Le Corbusier ontwikkelde op basis van de menselijke verhoudingen.
"Je had de idee dat je echt zelf mee aan dat huis bouwde, dat kan ik wel zeggen ja. Dat was een kracht die we apprecieerden."‐ Herman Van der Wee
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Dirk Laureys en Bart Tritsmans op 13 december 2017. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Anne Stynen (1938) is de enige dochter van Léon Stynen en geeft in het interview inzicht in het familieleven van de architect. Ze haalt jeugdherrinneringen op aan het ouderlijk huis dat haar vader bouwde in de Camille Huysmanslaan in de jaren dertig en vervolgens aanpaste in de jaren zestig. Ze schetst een beeld van Stynen als een strenge vader die haar stuurde in haar keuze om boekbinderij te studeren aan het Instituut voor de Sierkunsten Ter Kameren in Brussel (La Cambre) waar hij toen directeur was. Ze geeft inzichten in Stynen’s architectuurpraktijk, zijn samenwerking met De Meyer en het aandeel van haar moeder, Marie-Jeanne Degrez (1905–2000), in het geschreven discours van de architect. Ze beschrijft ook een beeld van het brede en invloedrijke netwerk van Stynen en de relaties die hij onderhield met Le Corbusier, Henry Van de Velde, Camille Huysmans. In het interview benadrukt ze zijn interesse voor de relatie tussen kunst en architectuur en vermeldt ze zijn nooit-gerealiseerde museum van Moderne Kunst in het Middelheim.
"Mama hielp hem met veel dingen. Ze hielp hem met zijn speeches. Want al zijn speeches, al zijn teksten, daar schreef zij het klad van. Hij zei wat er geschreven en gezegd moest worden, maar zij deed dat eigenlijk, zij stelde de speeches op."‐ Anne Stynen
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Dirk Laureys en Ellen Van Impe op 13 maart 2018. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Architect Lucien Jacques Baucher (1929) studeerde aan het Instituut voor de Sierkunsten Ter Kameren in Brussel (La Cambre), de iconische school die Henry van de Velde in 1926 stichtte. Hij startte zijn opleiding in 1947 onder Herman Teirlinck (1879-1967). Drie jaar later werd Léon Stynen benoemd als nieuwe directeur. Stynen was een vurig pleitbezorger voor de vernieuwing van het architectuuronderwijs en de professionalisering van het beroep. Baucher beschrijft de spanningen die gepaard gingen met het nieuw bewind van Stynen. De veranderingen die Stynen doorvoerde om meer discipline en efficiente te introduceren in de school werden namelijk niet altijd even goed onthaald bij de studenten en lerearenkorps. Baucher vertelt ook over de lessen deontologie die hij bij Stynen volgde en onderlijnt het belang van Léon Stynen voor de architectuurcultuur in België.
"Hij was een belangrijke figuur in de architectuur. Door zijn oeuvre, zijn interesse in onderwijs en bouworde. Hij was zowat overal. Een belangrijk iemand."‐ Lucien Jacques Baucher
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Ellen Van Impe en Nina Serulus op 14 december 2017. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
Het groeiend aantal opdrachten verplichten Léon Stynen en Paul De Meyer om in het midden van de jaren vijftig op zoek te gaan naar versterking van het architectenbureau. Dankzij hun contacten in de Antwerpse academie slagen ze erin om twee beloftevolle architecten aan te trekken: Walter Bresseleers (1927-1980) en Paul Meekels (1929). De vier architecten richten in 1956 een vennootschap op. In de daaropvolgende jaren bepalen de twee jonge architecten mee de werking en output van het bureau. Dankzij de inbreng van Bresseleers en Meekels er meer ruimte is voor vernieuwing en experiment. Sommige ontwerpen, zoals de woning Luft van Meekels (Kapellen, 1955) zijn speels en eerder atypisch in vergelijking met het overige werk van het bureau. Opvallend zijn ook de intrede van het modulair ontwerpen, het werken met prefabelementen, split-levels en patio’s, het gevarieerd materiaalgebruik en de steeds weerkerende functionele plattegronden. Meekels blijft slechts tot het einde van de jaren 1950 vennoot van Léon Stynen. Hij werkt zich vervolgens in de kijker met het industriecomplex van Janssen Pharmaceutica in Beerse en enkele bijzondere brutalistische kerken. Datzelfde rationele minimalisme vind je ook terug in zijn talrijke ontwerpen voor stadswoningen en landhuizen in en rond Antwerpen.
In het interview staat Meekels stil bij zijn jeugd, de architectenopleiding aan de Antwerpse academie en de samenwerking met Stynen en De Meyer. Hij vertelt over Stynen als architectuurpedagoog, de organisatie van het architectenbureau en de ontwerpmethodiek die de ontwerpers hanteren. Interessante passages gaan onder meer over Meekels ontdekking van Le Corbusier, het gebruik van de Modulor en Stynens belangstelling voor binnenhuisinrichting. Veel aandacht gaat ook naar de projecten zelf waaraan hij in deze periode werkte, zoals de woning Luft, expo 58, de school in Kessel-Lo en het EBES-kantoorgebouw.
"Er werden formidabel veel binnenzichten getekend. Wat een architect gewoonlijk niet doet. Die maakt de gevels en een plan en een doorsnede en daar gaat ie. Bij Stynen was dat niet geval. …Bij Stynen had je niet alleen architectuur, je moest je ook bezighouden met het binnenhuis."‐ Paul Meekels
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Dirk Laureys op 14 december 2017. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.
De Belgische-Poolse architect Constantin Brodzki (1924) voltooide zijn studie architectuur in 1948 aan het Hoger Instituut voor Sierkunsten van Ter Kameren (La Cambre). Kort daarna reisde hij naar New York, waar hij kon starten als stagiair op de bouwwerf van de kantoren van de Verenigde Naties en geboeid geraakte door de rationalisatie van het bouwproces en de mogelijkheden van de moderne techniek. Terug in België legde hij zich vooral toe op het ontwerpen van interieurs, tentoonstellingen en beursstanden, meestal samen met grafisch ontwerper Corneille Hannoset (1926-1997). Eén van zijn bekendste realisaties is als architect van het iconische hoofdkwartier van het cementbedrijf CBR in Watermaal-Bosvoorde 1970.
In 1950 nodigt Léon Stynen, als nieuwe directeur van La Cambre, Brodzki uit om het initiatievak architectuur te geven. Dat jaar volgde Stynen Herman Teirlinck op en zou vijftien jaar lang zou hij aan het hoofd staan van deze iconische school. Brodzki vertelt over de spanningen en breuklijnen tijdens zijn tijd als lesgever en gaat ook dieper in op zijn deelname aan Expo 58.
"Als directeur wilde hij dat ik een initiatie gaf aan de architecten, wat ik leuk vond. In die cursus moest ik de studenten voorbereiden op hun lessen architectuur. Ik deed het graag. Architectuur is een abstracte kunst, niet zoals beeldhouwen of schilderen waar je objecten maakt."‐ Constantin Brodzki
Het interview werd in opdracht van het Vlaams Architectuurinstituut afgenomen door Ellen Van Impe en Nina Serulus op 12 december 2017. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vraag dit dan aan via de VAi Archiefhub.