Basisschool Sint-Ursula
Copyright
TOM THYS ARCHITECTEN - BRUSSEL

Basisschool Sint-Ursula

Architectuur is meer dan alleen het gebouw. Elk gebouw is immers eerst en vooral een project. Even belangrijk als het eindresultaat is de handelingscontext die de speelruimte van het architectuurproject afbakent. Op welke manier gaat de ontwerper om met de initiële opdracht, met contextuele gegevenheden en externe randvoorwaarden? In welke mate determineren die voorwaarden het ontwerp, en hoeveel speelruimte blijft er over voor architectonisch experiment? In het geval van de basisschool Sint-Ursula waren de
plek waar het gebouw werd opgericht en de bestemming van het gebouw heel dwingend. De school ligt op een relatief klein terrein in een dicht stedelijk weefsel. De schoolterreinen zijn deel van een grotere campus, die door drie andere, Franstalige scholen, wordt bezet. De school ligt in een kansarme buurt. Vele leerlingen en ouders van de leerlingen zijn niet-Nederlandstalig. Om met deze specifieke doelgroep om te gaan, wenste de opdrachtgever een gebouw dat ook na de schooluren voor buurtactiviteiten zou kunnen worden opengesteld. De directie wilde een ‘brede school’ realiseren. Deze randvoorwaarden determineerden in belangrijke mate de architectuur van de basisschool Sint-Ursula.

Het ontwerp voorziet in een sculpturaal volume op de hoek van de straat. Het gebouw laat zich niet onmiddellijk of eenduidig lezen als een schoolgebouw. Het zou ook een groot huis kunnen zijn. Zijn gestalte kwam tot stand door de morfologie van de omringende gebouwen op het volume te laten inwerken. Het is een snijvorm die uit de projectie van naburige kroonlijsten en gevelvlakken werd verkregen. Een knik op het hoogste punt bevestigt de straathoek. Ter hoogte van de toegang wijkt het volume terug om de ingang te markeren. De L-vormige plattegrond maakt plaats voor een voorplein, waardoor ook een bestaande waardevolle bomenrij werd ontzien. De polyvalente zaal werd deels ingegraven om de horizon van de schoolmuur niet te verstoren. De volumes werden gegenereerd uit de voorwaarden die ter plekke werden gevonden.

Het gebouw moest zich ook openstellen voor buitenschoolse activiteiten: naschoolse opvang, taalonderricht aan de ouders, participatieprojecten, enzovoort. De opdrachtgever verlangde dat enkele lokalen ook na schooltijd bruikbaar zouden blijven. De gevraagde polyvalentie leidt hier evenwel niet tot betekenisloze flexibiliteit. Het gebouw is zo opgevat dat het in zijn gestalte, ruimtelijke articulatie en functionaliteit die dubbele agenda kan dienen. Een aantal gemeenschappelijke voorzieningen in het gebouw kunnen worden betreden zonder dat de indruk wordt gewekt dat men ‘naar school’ gaat. De refter, de polyvalente zaal en een wisselklas vormen een cluster op de begane grond die rechtstreeks van de straat bereikbaar is. De klaslokalen bevinden zich op de verdiepingen en kunnen bij avondactiviteiten gemakkelijk worden afgesloten. Hoewel het gebouw rond twee, bijna identieke trapkokers brandtechnisch correct is georganiseerd, krijgt bijna elke klas een andere vorm en oriëntatie. Terwijl de kinderen ouder worden, worden ze hoger in het gebouw gehuisvest. De leerlingen klimmen in hun school. De vensters bieden een wisselend zicht op de stad.

In het verzekeren van de dubbele toegang en dus van het dubbele gebruik maakt het ontwerp een duidelijke stelling. Een entree tot de school is meer dan een deur alleen. De toegang trekt een grens en biedt een passage. Ze articuleert de overgang van het publieke domein naar een apart gebied. De school en het buurtcentrum zijn beide instellingen die een onderscheiden rol dienen te vervullen. Het specifieke van de instelling dient op de plaats van de toegang reeds tot uitdrukking te komen. Daarom voorziet het ontwerp twee ‘poorten’. Een eerste poort doorbreekt de tuinmuur en geeft toegang tot een voorplein. Het is de eigenlijke schoolpoort. Hier kunnen de kinderen verzamelen om de school te betreden en hier wordt de groep ontbonden na schooltijd. Een tweede poort ontsluit de cluster op de begane grond. Ze bevindt zich op de straathoek waar het gebouw een inham maakt. De bezoekers van het buurtcentrum moeten niet door de schoolpoort, maar worden als aparte gebruikers aangesproken.

Door de interne organisatie schikt het gebouw zich naar een tweeledig gebruik. Een meervoudige functionaliteit veronderstelt nochtans geen neutraliteit. Het gebouw kan niet door om het even welk ander programma bezet worden, zoals het gebouw ook niet ingewisseld kan worden voor gelijk welk ander gebouw. Het dankt zijn particuliere verschijningsvorm aan een vooropgesteld meervoudig programma. Zo vormt het een zelfstandige figuur die toch aansluiting vindt met haar omgeving. Het gebouw behoort tegelijk een buurthuis en een school te zijn. Zijn complexe gedaante is de precieze architecturale uitdrukking van die bijzondere voorwaarden.

Maar door rigoureus vanuit een aantal harde uitgangspunten te denken, krijgt ook het experiment een kans. Noch de bijzondere gestalte van het gebouw, noch de manieren waarop de verschillende gebruikers worden aangesproken, noch de wisselende positie van de ramen werden door de opdrachtgever gevraagd, maar zijn ontstaan tijdens het ontwerpproces. Het zijn dergelijke motieven waardoor de architectuur van het schoolgebouw verbijzondert. Ondanks de dienstbaarheid die uit het project spreekt, legt de architectuur de speelruimte bloot die in de vraag en de randvoorwaarden besloten lag.

- Maarten Van Den Driessche

Dit project werd opengesteld op de Dag van de Architectuur 2015.

Projectdetails

TYPE GEBOUW:
LOCATIE:

Dieudonné Lefèvrestraat 41

1020 Brussel

België

DATUM VOLTOOID:

01-03-2009

PERMALINK:

Meer gebouwen