interview

"Ik ben geen theoreticus, maar een doener"

Nog tot 17 maart kan je in expozaal van DE SINGEL de wereld van ontwerper Marcel Raymaekers (°1933) ontdekken. In de jaren 1970, ‘80 en ’90 gooide hij grote ogen met zijn architectuurprojecten die opgetrokken waren uit hergebruikte materialen. Het Brusselse ontwerpbureau Rotor dat onderzoek doet naar circulair bouwen, kwam Raymaekers op het spoor bij het samenstellen van Opalis, een databank voor tweedehands bouwmaterialen.

In de aanloop naar de tentoonstelling zochten het Vlaams Architectuurinstituut en Rotor deze pionier van circulair bouwen op in zijn thuishaven Queen of the South in Genk voor een gesprek over zijn carrière en zijn visie op architectuur.

Kan je jezelf even voorstellen? Hoe ben je gestart als ontwerper?

Marcel Raymaekers: Ik ben Marcel Raymaekers, amper 90 jaar oud en ik hoop nog lang te kunnen blijven doen wat ik altijd gedaan heb. Ik ben opgegroeid in een piepklein dorpje, tussen Tienen en Sint-Truiden, in Drieslinter. Thuis was er een boerencafé. Stedenbouw was toen net uitgevonden en voor de boeren was het een moeilijke overgangsperiode. Ze wisten niet wie ze moesten aanspreken als ze een koeienstal moesten bouwen, bang om gestraft te worden als ze geen vergunning aanvroegen. Ze vonden al snel de weg naar het café en naar Marcel Raymaekers om dat voor hen op te lossen in Brussel. Zo ben ik eigenlijk begonnen.

"Mensen zeggen vaak: 'Jij handelt in antiek...', maar in feite doe ik precies het tegenovergestelde. Ik ben eerder een futurist dan een antiekontwerper."
‐ Marcel Raymaekers

Op een bepaald moment beslis je dus dat je gaat handelen in materialen. Hoe ging je te werk bij het selecteren?

Marcel Raymaekers: Naarmate de jaren vorderden werd ik meer en meer benaderd, omdat ze merkten dat ik een net iets andere inkoper was van oude bouwmaterialen. In de gloriedagen was er in elk dorp wel een sloper die geld wist te verdienen aan materialen, ondanks dat hij geen affiniteit had met de materialen die hij verkocht. Bij mij ging het er heel anders aan toe. Ik was er niet zozeer op uit om ze in handen te krijgen, maar eerder om ze te kunnen herwaarderen. Er zaten bijvoorbeeld heel wat dingen tussen zonder veel commerciële waarde of zelfs helemaal geen waarde.

Limburg staat bekend om de Maas en de Maaskeien die gebruikt worden in de bouw, om ze te mengen in beton. Maar die dikke blokken, keien met een doorsnede van een halve meter, die worden weggegooid of verpletterd. Ik vond ze zo mooi door hun patina, kleur en vorm. Ik gebruikte ze om muren of open haarden van te maken. Het ontdekken van de nieuwe mogelijkheden van het materiaal was voor mij een grote openbaring. Het is een instinctief gevoel, wetende dat ik het morgen en volgend jaar zelfs niet meer kan toepassen. Maar ik weet dat ik er een band mee heb en dat ze iets uitdragen.

    Kan je iets meer vertellen over de plek waar we ons bevinden. Hoe is de Queen of the South ontstaan en wat betekent het voor jou?

    Marcel Raymaekers: Op een bepaald moment dacht ik dat het beter zou zijn als ik al die materialen zelf zou kunnen verzamelen en stockeren. Ik had een vermogende vriend die in de ‘dancing business’ zat, wat me op zich niet echt interesseerde. Maar ik dacht: “Als hij me door drie of vier jaar heen kan helpen, dan help ik hem voor de rest van mijn leven.” Vier jaar na die nieuwe opleiding, bouwde ik dit gebouw in zijn geheel. Deels voor mijn compagnon die het geld bij elkaar moest krijgen via het horecagedeelte. Ik wou op grote schaal architectuur bedrijven en hield me vooral bezig met slopen en mooie dingen bouwen.

    Marcel Raymaekers: Ik ontdekte in die periode onder andere de sloop van boten in Antwerpen. Er heerste toen een crisis in oud ijzer. Een grote naam toen was De Smet. Net zoals wij in Limburg bergen van de mijnbouw hebben, had hij daar hopen oud ijzer. Ik ontdekte er de smaak van het ontwerpen met schroot. Deze ontwerpen werden voor mij uitgesneden. Op het moment dat ik de scheepswerf bezocht, sloopten ze een boot die vanuit Schotland hierheen was gebracht. Hij heette Queen of the South. Er zat een groot stuk aan de zijkant van het schip, een beetje zoals een spatbord op een fiets, met het wiel dat eronder draait. Die boot had een wiel aan de zijkant, dat element heb ik ook naar hier gebracht omdat ik het zo geweldig vond. En zo was de Queen of the South geboren.

    "Hugo Claus vierde zijn 50e verjaardag in de Queen en nodigde 50 artiesten uit om de dag hier door te brengen."
    ‐ Marcel Raymaekers

    Mijn compagnon ging al snel zijn eigen weg en liet alles aan mij over. Maar dat betekende dat ik ook het café moest beheren. Mijn klanten kwamen meestal niet uit België, maar uit Nederland. Daar kreeg ik het meeste respect, de meeste waardering. Door de jaren heen heb ik geleerd dat Nederlanders in dat opzicht mijlenver voor liggen op de Belgen. Ze waren niet bang of beducht om hier te komen. Hugo Claus, die durfde wel binnen te komen. Hij had mij ontmoet en we hadden samen een pint of twee gedronken. Hij werd 50. Zijn uitgeverij, De Bezige Bij, wilde dit vieren en zei hem: “Kies drie plekken op de wereld waar je je 50ste verjaardag wilt vieren.” Ik ben er twee vergeten, maar één was Acapulco. Ik vermoed dat dat ergens in Zuid-Amerika is. We kenden elkaar twee of drie maanden en zo uit het niets, zoals het zijn karakter betaamt, zei hij: 'Ik vier het bij de Queen, ik ga niet de hele wereld over reizen.' En dus vierde hij zijn 50e hier en nodigde hij 50 artiesten uit om de dag hier door te brengen.

    "Een architect die op een tekentafel werkt, op overtrekpapier, tekent tweedimensionaal. Maar dat kan nooit succesvol zijn. Want je moet driedimensionaal denken."
    ‐ Marcel Raymaekers

    In verschillende interviews uit je je negatief over het tweedimensionale plan als ontwerpmethode. Hoe verschilt jouw ontwerpproces van de klassieke planmatige methodiek?

    Marcel Raymaekers: Een architect die op een tekentafel werkt, op overtrekpapier, tekent tweedimensionaal. Maar dat kan nooit succesvol zijn. Want je moet driedimensionaal denken. Godzijdank is dat nu met de computerprogramma’s mogelijk, maar in mijn tijd was dat er nog niet. Voordat ik aan die nieuwe tweejarige studies begon, tekende ik ook alles plat op papier. Maar toen ik daar eenmaal overheen was, ben ik de eerste jaren altijd uitgegaan van een maquette en niet van tekeningen, omdat ik die drie dimensies wilde hebben. Als ik een huis met een voor-, zij- en achtergevel ga presenteren aan mijn klant, moest ik het voorontwerp laten varen zodat ik iets kon neerzetten waar ze omheen konden lopen. Gaandeweg ben ik gaan denken: er moeten geen hoeken zijn, want mensen zijn meer organisch dan technisch. Dus in een kamer van vier bij vier zijn de vier hoeken waardeloos, geleidelijk aan kwam ik op zes hoeken. Dit idee is nu een soort stokpaardje geworden, het idee dat alles veel praktischer of reëler is als je vanuit zes hoeken begint dan wanneer je vanuit vier zijden begint.

    "In mijn levensstijl en in mijn ontwerpen zijn er altijd drie hoofdelementen, drie B's. De eerste B staat voor Bunker, de tweede voor Burcht en de derde staat voor Bordeel."
    ‐ Marcel Raymaekers

    Als je over je ontwerpen praat, refereer je vaak naar de drie B’s. Wat moeten we daaronder verstaan?

    Marcel Raymaekers: In mijn levensstijl en in mijn ontwerpen zijn er altijd drie hoofdelementen, drie B's. De eerste B staat voor Bunker, de tweede voor Burcht en de derde staat voor Bordeel. Het moet veilig zijn, met zo min mogelijk ramen, want ramen zijn onveilig, zo komen de dieven binnen. Aan de buitenkant moet het respect afdwingen. Maar als je eenmaal binnen bent, moet er een overvloed aan gezelligheid en knusheid zijn, aan warmte en pluche en luxe. Het kan niet knus en oergezellig genoeg zijn.


    Hoe kijk je naar je eigen werk en leven?

    Marcel Raymaekers: Ik ben geen theoreticus, maar een doener. Dat betekent dat ik vind dat er bij architectuur meestal veel te veel bemoeienis komt kijken en dat de benadering van architectuur veel te theoretisch is. De mensen die architectuur nodig hebben zijn meestal geen intellectuelen, maar doorsnee mensen die meer op hun gevoel afgaan dan op hun theoretische bagage. Ik denk dat ik hiermee dichter bij de waarheid zit. We moeten niet te zwaarwichtig of melancholisch zijn met betrekking tot architectuur.


    Interview door Lionel Devlieger (Rotor) en Egon Verleye (VAi)
    Queen of the South in Genk, 16.02.2023



    Video-interview

    Het interview werd integraal opgenomen. Bekijk de montage hieronder: