Hotel Min - forensische woonopvang
Copyright
MYS&BOMANS ARCHITECTUURKANTOOR - ANTWERPEN

Hotel Min - forensische woonopvang

(...) Vanaf het Stuivenbergplein, dwars door de Korte Stuivenbergstraat, trekt een opvallende gevel van vijf verdiepingen hoog de aandacht. Het volume wijkt over twee bouwlagen terug om een publieke voorziening te markeren. Een dubbelhoge glaspartij, krachtig geritmeerd door verticale stijlen, vormt een overdekte toegang aan de ene en een open hoek aan de andere kant. Op de zij- en bovenkant van dit beschutte bordes, in 2 meter hoge lettering, het opschrift ‘De Wijk’. Terwijl de plek een blik op het polyvalente buurtzaaltje biedt, nodigt de glazen toegang aan de linkerkant de bezoeker uit naar een ‘binnensteeg’ en wijst de open hoek aan de rechterkant op een doorsteek naar het Willy Vandersteenplein in het binnengebied. Zowel de binnensteeg als de doorsteek verlenen toegang tot het achterin gelegen buurtcentrum De Wijk. Boven de glaspartij kijkt een Corbusiaans aandoende kroon van horizontale hoekramen, balkons, buitentrappen en dakterrassen uit over de buurt. Deze gulle gevel is de extroverte ‘kop’ van het nieuwe Hotel Min. Het introverte lichaam van het ‘hotel’ verschijnt om de hoek. Voorbij een smalle, verticale raamstrook die de traphal markeert, verandert de toonzetting van het gebouw. Een ingetogen volume, opgebouwd rond het skelet van het oude Min, toont een sobere gevel bekleed met ongeschaafde planken en drie maal vijf eenvoudige ramen, de kamers van de ‘bewoners’. Less is more. Hoe sprekend kan een gebouw zijn? Terwijl de kop een gesprek in architectuur aanknoopt met de stedelijke ruimte, een plek in de buurt vraagt en er wat voor in ruil geeft, vertolkt de eenvoud van het hotelgedeelte de stilte van zijn kwetsbare bewoners. Hotel Min is geen vreemd lichaam, gedumpt in de buurt, maar keert terug naar waar het ontstond. Opgericht in 1973 door Phil Bosmans en de Bond zonder Naam bood het elementaire opvang — bad, bed, brood — aan mannen die uit de gevangenis kwamen en nergens meer terecht konden. Niet zelden was een kamer of huis in de buurt een volgende stap. Na meer dan twintig jaar werk in stilte, verwierf het initiatief geleidelijk nieuwe financiering en omkadering en kreeg het uitzicht op een betere infrastructuur. Hotel Min werd een afdeling van het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem en begon werk temaken van ingrijpende bouwplannen. Daarbij verschoof de aandacht naar een andere, nog meer precaire doelgroep. Rekem is een van de weinige historische initiatieven die zich inzetten voor ‘geïnterneerden’. Terwijl de integratie van ex-gedetineerden stilaan op meer publieke aandacht kan rekenen, verworden de geïnterneerden tot de vergeten onderkant van de samenleving. Internering is een maatregel van ‘onbepaalde duur’, dit betekent zonder vastgestelde einddatum, die door de strafrechter uitgesproken wordt. De bedoeling is mensen die strafbare feiten pleegden, maar om diverse redenen ‘ontoerekeningsvatbaar’ zijn, niet echt te straffen, maar te behandelen en diegenen die daarvoor in aanmerking komen te re-integreren in de maatschappij. In de praktijk is van behandeling nauwelijks sprake en worden zij — re-integreerbaar of niet — gewoon opgesloten in de gevangenis met bitter weinig uitzicht op beterschap, vrijlating en re-integratie. De schrijnende situatie van heel wat opgesloten, vergeten en verkommerde geïnterneerden is een schande waarvoor België reeds verschillende malen door Europese instanties werd veroordeeld. Een schande waar pers, politiek en publiek de slaap niet voor laten.

Het Zorgcentrum Rekem en Hotel Min zijn dus uitzonderingen, kwetsbaar als experiment, cruciaal als voorbeeld. Het nieuwe Hotel Min is een psychiatrisch verzorgingstehuis voor 24 geïnterneerde mannen die ‘vrij zijn op proef’. De bewoners behoren tot een zogenaamde medium-riskcategorie, met kans op reintegratie en evenveel kans op mislukking. Het zijn mensen met een ernstige maar gestabiliseerde psychiatrische problematiek. Zij hebben een lang instellingsverleden achter de rug, in de gevangenis en in de gesloten psychiatrie, waar men hen de kunde van het gewone leven grondig heeft verleerd. In Hotel Min ligt de nadruk niet op behandeling maar op opvolging en vooral op het leren wonen, op de eigen kamer, in het gemeenschappelijke huis, in de stad. Elke bewoner wordt begeleid op een individueel traject naar zelfredzaamheid en vrijheid, met aandachtspunten, scores en etappes. Toch blijft het een moeizame en onzekere weg. Streefdoel is de duur van het traject te beperken tot maximaal één jaar. Wie slaagt, kan terecht in een programma van beschut wonen in de buurt, maar blijft welkom in het ‘salon’ van het hotel. Voor wie faalt, rest enkel nog de gevangenis of de gesloten instelling.

De realisatie van het nieuwe ‘transithuis’ werd een heel avontuur. Financiering en omkadering waren niet de eerste zorg. De Vlaamse Gemeenschap als subsidiërende overheid bleek het initiatief genegen en er werd niet overmatig beknibbeld op budgetten. De Open Oproep van de Vlaams Bouwmeester stond in voor een gefundeerde opdrachtomschrijving, voor vergelijkend architectuuronderzoek en voor zeggingschap van de ervaren staf van Rekem en Hotel Min in de keuze van de ontwerpers. Dit legde de basis van
een uitstekende samenwerking tussen de staf en het geselecteerde architectenkantoor Mys&Bomans. De projectverantwoordelijken van Rekem en Hotel Min spreken met lof over de luisterbereidheid van de ontwerpers en hun capaciteit om zich de filosofie van het huis eigen te maken en vermelden in één adem de noodzaak om de vrijheid en de inspiratie van dergelijke ontwerpers niet te beknotten.

De terugkeer van Hotel Min veroorzaakte weinig deining in de buurt. De jarenlange werking van het vroegere Hotel Min en het feit dat meerdere ex-bewoners in de buurt bleven wonen, vergemakkelijkte dit. Toch is dit lang niet vanzelfsprekend. Op heel wat plaatsen in Vlaanderen zou de inplanting van dergelijke voorziening een storm van protest uitlokken. De terugkeer van Hotel Min werd behoedzaam en toch transparant aangepakt, met de architectuur in een belangrijke rol. Hotel Min verwierf het aanliggende, verkommerde pand waarin het buurtzaaltje van het in het binnengebied gelegen buurtcentrum De Wijk gevestigd was. Rond de tafel ontstond tussen Hotel Min, De Wijk en het ontwerpbureau een vergelijk over een betere ontsluiting en over een veel grotere zichtbaarheid van het centrum in de buurt. Een staaltje van ‘ontwerpend onderhandelen’ dat niet resulteerde in een gezocht compromis maar in een knappe synthese. De gastvrije gevel, de steeg en de binnensteeg maken van De Wijk een toegankelijk baken in de buurt. Maar het is wel degelijk het Hotel Min dat de buurt het baken voorhoudt zonder er zichzelf mee in het licht te stellen en zonder de eigen discretie te verliezen. De dubbelhoge buurtzaal met haar opvallende lichtarmaturen affirmeert zich meteen als leefruimte voor de hele buurt. Hier wordt met architectuur afscheid genomen van het aftandse lokalenbestand waarmee heel wat buurtverenigingen het moeten stellen. Kleur en lichtinval beklemtonen de eigenheid van de binnensteeg naar De Wijk. De langwerpige ruimte kan dienst doen als foyer van de polyvalente buurtzaal, maar laat ook een rechtstreekse verbinding toe met de inkom- en traphal, eventueel met het bezoekerssalon van Hotel Min. Van de eerste verdieping van de traphal van Hotel Min kijkt een binnenraam uit op de passage in de binnensteeg. Samen met de geslaagde architecturale bemiddeling groeiden tussen de gesprekspartners van Hotel Min en De Wijk oprechte intenties tot samenwerking. Bij de inhuldiging van de buurtzaal organiseerde De Wijk het intercultureel kunstenparcours HIWAAR. Ook Hotel Min had intussen, op grond van het Kunstendecreet, een kunstwerk verworven. Het werd een uitstekende gelegenheid om buurtbewoners en andere belangstellenden rond te leiden in het nieuwe gebouw en open kaart te spelen over zijn werking en zijn bewoners. Een huis in de stad bedenken om mensen die het afgeleerd werd te leven, discreet opnieuw de basisbeginselen te helpen verwerven van het wonen in huis, op straat en in de buurt — en dit zonder de mogelijkheid van definitief verblijf aan te bieden — is geen vanzelfsprekende opdracht voor architectuur. Niettemin slaagden de ontwerpers erin de juiste toon te vinden. De vormgeving van het project weet de gewenste terughoudendheid en de noodzaak van een beheersbare planopbouw te verenigen met openheid en opgeruimdheid. Het kamergedeelte oogt efficiënt, comfortabel, fris en gastvrij. In het gehele gebouw wedijvert neutrale witheid met het uitgesproken kleurenpalet van de epoxyvloeren. Het interieur van de gemeenschappelijke keuken-eetkamer heeft iets van het aanstekelijk modernistisch optimisme van Lucien Engels of Maxime Brunfaut. Er is geen spoor van goedkope namaakhuiselijkheid en toch werkt deze ruimte als tegenpool van de gevangenisrefter. Hier is etenstijd niet het moment om snel en genoeg voedsel te verorberen, maar tijd om te tafelen, aan tafeltjes met vier, in licht, kleur en ruimte, met volop zicht op de stad door de overhoekse bandramen. Leren wonen dus. Machine à (réapprendre à) habiter in de volle betekenis, en tegelijk — reken maar — machine à émouvoir.

Terwijl heel wat hedendaagse woningarchitectuur niet om kan met de eigen straat, geniet Hotel Min met volle teugen van zijn stedelijke inbedding. Van binnenuit ontbreekt geen zicht of blik of glimp op de straten, de stegen, de binnenkoer en het plein, op alle stedelijke elementen dus die het gebouw zelf helpt verknopen. En bovenal is er het gulle aanbod van dakterrassen verbonden door buitentrappen en loopbruggen, tot een promenade architecturale die culmineert in een panoramaterras met uitzicht over de daken van Stuivenberg en alle torens van de stad. Hier leert de blik, dof geworden door uitzichtloze internering, wennen aan de wolken en de wereld.

Uitgerekend op dit bovenste terras staat het kunstwerk van Koen Theys. Het werk draagt de titel ‘Halte Hotel Min’ en is eigenlijk een eenvoudige bushalte verplaatst naar het dak van Hotel Min: een betonnen schuilhuisje met houten bank, een straatlantaarn, een afvalbak. De lantaarn is aangesloten op het net van de straatverlichting en gaat aan en uit met alle
straatlantaarns in de buurt. Voor wie op de bank plaatsneemt, ontvouwt zich een stadspanorama om stil van te worden. Theys’ kunstwerk is een uitgelezen plek voor een therapeutisch gesprek, een sigaret of gewoon een time out als het allemaal wat teveel wordt. Voor de kunstenaar staat ‘Halte Hotel Min’ voor het tijdelijke verblijf van de bewoners in het gebouw. Het basale straatmeubilair waarmee Theys de bushalte realiseert, wijst op nog wat anders: met zijn frisse kleuren, heldere ruimten en zonnedekken is Hotel Min wel een tijdelijk verblijf maar geen vakantiehuis, geen heterotopie, geen bateau qui vit par lui-même. Mins moderniteit herstelt het leven zelf, gespiegeld aan de hedendaagse stad. Dat is architectuur.

Auteur: André Loeckx

Projectdetails

TYPE GEBOUW:
LOCATIE:

Lange Scholierstraat 90-102

2060 Antwerpen

België

DATUM VOLTOOID:

01-03-2009

PERMALINK:

Meer gebouwen