Het Vlaams Architectuurinstituut pakt uit met het volledig ontsloten archief van Jos De Beer. Naast kunsthistoricus, conservator, museumdirecteur en Monument Man, was hij de oprichter van de Vereeniging Museum voor Vlaamse Beschaving en Openluchtmuseum dat onderdak kreeg in het Provinciaal Museum Sterckshof. Zo lag hij mee aan de basis van de huidige collecties van het FOMU, MOMA en DIVA.
In 2001 ontvangt het toenmalige Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen een 19e-eeuwse collectie tekeningen en prenten van het provinciaal museum Sterckshof: de architecturale deelverzameling van voormalig museumdirecteur Joseph (Jos) de Beer (Wetteren, 1887- Antwerpen, 1953). Meteen wordt duidelijk dat de omvang en diversiteit van de collectie een mooi voorbeeld zijn van de gedrevenheid van Jos de Beer als passionele verzamelaar. Vandaag bewaart het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) zijn archief. Je vindt alle objecten stuk voor stuk op collectie.vai.be. Deze inventarisatie was mogelijk dankzij het project Persistente Architectuur, waarbinnen ook het archief van Bouwmaatschappij Engetrim onder handen werd genomen. Waar het archief van Engetrim licht werpt op de ontwikkeling van de Antwerpse Zurenborgwijk op het einde van de 19e-eeuw, trekt de collectie van de Beer de Antwerpse geschiedenis rond het fin-de-siècle verder open.
Kunsthistoricus, conservator, befaamd numismaat, oudheidkundige … De Beer wijdde zijn hele leven aan het verzamelen en bestuderen van objecten die te maken hebben met het Vlaamse volksleven. Dankzij zijn toewijding leidde die verzameling tot de oprichting van het museum Sterckshof, dat op het moment van zijn overlijden niet minder dan dertig toonzalen telde. De Beers grote kunsthonger en verzameldrang waren ook bepalend voor de evolutie van het daaropvolgende Museum voor Kunstambachten, het Fotomuseum Antwerpen, het Zilvermuseum Sterckshof, het Diamantmuseum en het Textielmuseum - instellingen die we vandaag kennen als het FOMU, MOMU en DIVA.
Jos De Beer was de drijvende kracht achter de snelle evolutie van het nieuwe museum. De conservator verzamelde wat hij maar krijgen kon. De collectie van een verzamelaar berust dan ook vaak op toevalligheden en schenkingen uit zijn netwerk. Tegelijk had hij een bijzondere neus voor waardevolle stukken, zolang ze maar in verband stonden met de Vlaamse volkscultuur. Hij organiseerde jaarlijks tentoonstellingen, was actief als professor, voorzitter van de Oudheidkundige Kring en schreef onder het pseudoniem ‘Leonidas’ publicaties voor het Handelsblad.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Beer actief in het verzet en zette hij zich in voor het Belgisch patrimonium. Zo stond hij aan het hoofd van de weerstandsafdeling “Les Clochards” en werd hij voorzitter van een commissie voor de bescherming van de tienduizenden kerkklokken die de nazi’s in Europa buitmaakten en omsmolten tot munitie voor kanonnen. Dat initiatief leidde tot een nauwe samenwerking met de Monuments Men in 1945. Bovendien diende het Sterckshofkasteel als een schuilplaats voor gezochte personen en kwam de verzetskrant Les Trois Petits Drapeaux er van de persen gerold.
De Beer leefde als een bohémien en was een kunstminnaar in hart en nieren. Typerend voor een verzamelaar is het unieke en uiteenlopende karakter van zijn collectie. Daarbij wordt duidelijk dat de Beer naast objecten ook verhalen verzameld heeft. Het verbindende element lijkt hier de geschiedenis van de stad Antwerpen, benaderd vanuit verschillende invalshoeken: bouwplannen van historische gebouwen, restauratiedossiers van kerken en kathedralen, academietekeningen en figuurstudies, nieuwjaarsprenten uitgebracht door de Antwerpse dierentuin en tot slot de fin-de-siècle cultuur in het algemeen.